UNIVERSELE BESTURING
WST-18
Handleiding
3 Montage
Voor een degelijke, professionele montage van deze besturing dienen o.a. de volgende punten
gecontroleerd en nagezien te worden:
De besturing dient in een goede, degelijke behuizing te zijn gemonteerd welke voldoet
aan de nodige eisen t.b.v. de situatie ter plaatse.
Om aan de benodigde IP-waarde te voldoen, dienen eventueel de kabeldoorgangen te
worden vervangen. Eventueel dienen verdere afdichtingsmaatregelen getroffen te
worden.
PVC geïsoleerde bekabeling dient alleen in binnenruimten te worden toegepast.
Elke fase van de voeding dient tegen kortsluiting en overbelasting te zijn afgezekerd met
een zekering van max. 10A.
In geval van een vaste voedingsleiding met 16A stekker geld: monteer een 16A.
Wandcontactdoos in de directe nabijheid van de besturing en zeker de voeding af zoals
omschreven in het vorige punt. Controleer na montage van de besturing en de
voedingsleiding met wandcontactdoos of de schroefverbindingen degelijk zijn
aangedraaid en of alles op de juiste wijze is aangesloten.
In geval van een aansluiting op de installatie geld het volgende: Sluit de besturing aan
middels een vaste voedingsleiding en zeker de voeding af zoals eerder aangegeven. Ter
onderbreking van de voeding dient een meerpolige schakelaar in de directe nabijheid van
de besturing gemonteerd te zijn welke alle polen dient te onderbreken bij uitschakeling.
Let op: de toegepaste schakelaar dient een contactopening te hebben welke voldoet aan
de overspanning categorie III t.b.v. volledige scheiding.
Er dient een gevarenanalyse van de complete installatie opgesteld te worden. Let hierbij
op de betreffende deur of poort goed beveiligd is en dat deze geen beknellingsgevaar
kan vormen.
De installatie moet tenminste voldoen aan de Europese en plaatselijke geldende
wetgevingen en normen.
De deur of poort moet tegen het voorbij lopen van de eindafstelling worden beschermd
door middel van veiligheidseindschakelaars, mechanische aanslagen of andere
veiligheidssystemen.
De technische gegevens van eventueel toegepaste externe componenten zoals bijv.:
fotocellen, verkeerslichten of inductielusdetectoren dienen gecontroleerd te worden.
Deze mogen de max. toelaatbare belasting van de besturing niet overschrijden.
4