In de entree-ruimte is bij iedere toegangsdeur tot de kantoren een LCD/PROX bedieningspaneel
gemonteerd. Voor kantoor 1 (sectie A) is de buzzer van BP1 geprogrammeerd voor sectie A. Voor
kantoor 2 (sectie B) is de buzzer van BP2 geprogrammeerd voor sectie B. Voor kantoor 3 (sectie C) is
de buzzer van BP3 geprogrammeerd voor sectie C.
De toegangsdeuren tot de achterliggende kantoren zijn voorzien van magneetcontacten. Bij kantoor 1
is MC2 geplaatst (MC2, vertraagd, sectie A, zone 3). Bij kantoor 2 is MC3 geplaatst (MC3, vertraagd,
sectie B, zone 4). Bij kantoor 3 is MC4 geplaatst (MC4, vertraagd, sectie C, zone 5).
In de kantoren is een PIR geplaatst: kantoor 1 (PIR2, follower, sectie A, zone 6), kantoor 2 (PIR3,
follower, sectie B, zone 7), kantoor 3 (PIR4, follower, sectie C, zone 8).
Werking van de installatie in de 'nieuwe' situatie
Werknemer A arriveert en presenteert een TAG (niveau 7, sectie A). De gemeenschappelijke voordeur
wordt geopend, de inlooptijd van sectie A (MC1, PIR1, MC2 en PIR2) begint af te tellen. De buzzer
op BP1 piept. Werknemer A schakelt sectie A uit door zijn TAG te presenteren bij BP1. Vervolgens
arriveert werknemer B, die op een andere afdeling (namelijk sectie B) werkt, en presenteert een TAG
(niveau 7, sectie B). De inlooptijd van sectie B (MC2 en PIR2) wordt gestart en de buzzer op BP2
piept. Werknemer B schakelt sectie B uit door zijn TAG te presenteren bij BP2.
Het grote verschil met de 'oude' situatie ligt in het feit dat in de 'nieuwe' situatie werknemer B wel
geattendeerd wordt door de inloopbuzzer in BP2! Dit voorkomt veel nodeloze alarmen.
Notitie: wanneer een gebruiker met niveau 0 of 1 zijn TAG presenteert terwijl het systeem is
ingeschakeld, wordt de deur niet geopend.
Bij het verlaten van het pand wordt gebruik gemaakt van de 'laatste deur' functie. Werknemer B
verlaat de afdeling en presenteert de TAG (niveau 7, sectie B) bij BP2. De centrale schakelt sectie B
in. De uitloopbuzzer op BP2 wordt geactiveerd en de uitlooptijden (MC3 en PIR3) worden gestart.
Buiten gekomen presenteert werknemer B de TAG bij PL1, waardoor de aftellende uitlooptijden
(MC3 en PIR3) en de uitloopbuzzer gestopt worden. De handelingen voor werknemer A en
werknemer C zijn identiek. Zijn alle drie de afdelingen ingeschakeld, dan is de gemeenschappelijke
ruimte automatisch beveiligd.
OPMERKINGEN RO MODULES
In beide voorbeeldsituaties is uitgegaan van een RO module , waarmee een elektrische deuropener
aangestuurd wordt. In dat geval moet de 'LCD/PROX stuurt RO modules?' optie op NEE
geprogrammeerd worden. Hierdoor wordt de aansturing van de RO modules door de LCD/PROX
bedieningspanelen uitgeschakeld.
In beide voorbeeldsituaties is het in principe mogelijk om de OC uitgang van de PL te gebruiken om
de elektrische deuropener aan te sturen. Echter: in dat geval moet de OC uitgang van de PL een relais
aansturen en via dit relais moet de deuropener aangesloten worden.
De elektrische deuropener moet altijd via een potentiaalvrij contact van een aparte voedingsspanning
voorzien worden. Dit het kan het relais van de RO module zijn of een apart relais, dat via de OC
uitgang van de PL aangesloten is. Via het relais zorgt de eigen voedingsspanning van de elektrische
deuropener voor het ontgrendelen van de deur. Gebruik nooit de voedingsspanning van de RS-485 bus
voor het aansturen van de deuropener!
9
Installateurshandleiding Proximity Lezer Rev. 1.0 26-02-2003