Ventilatorstand
De ventilatorsnelheid kan worden ingesteld
om aan alle mogelijke behoeften te voldoen.
Standen: Auto/Laag/Hoog/Uit.
Gebruikersmenu
Selecteren
P
A
OK
Bevestigen
Stel de gewenste ventilatorstand in.
A
Auto
Laag
OK
Bevestigen
Temperatuurstand
Er kan uit drie standen worden gekozen
- comfort, verlaagde stand (nachtstand)
of vorstbescherming. Instellingen voor
Comfortstand en Verlaagde stand worden
ook toegepast als het weekprogramma
wordt gebruikt.
Gebruikersmenu
Selecteer een stand in het
gebruikersmenu:
Comfortstand
Verlaagde (nachtstand)
Vorstbescherming
OK
Bevestigen
Stel de gewenste kamertemperatuur in.
OK
Bevestigen
OFF
UIT
Hoog
PFS
Ventilatorstand
Functies
Auto
De ventilator draait op lage snelheid,
behalve:
- als de kamertemperatuur meer dan
2 °C lager is dan het instelpunt. De
ventilatorsnelheid neemt dan toe
tot hoge snelheid voor een kortere
verwarmingsperiode.
- als het te warm is in de unit
De ventilator is uit.
UIT
Als Uit wordt geselecteerd, draait de
ventilator eerst tijdens een koelpe-
riode totdat de juiste temperatuur
is bereikt om vervolgens te stoppen.
Om een te hoge interne temperatuur
te voorkomen, kan het zijn dat de in-
terne sensor het vermogen beperkt.
Laag
Lage snelheid.
Om een te hoge interne tempera-
tuur te voorkomen, kan het zijn dat
de interne sensor het vermogen
beperkt.
Hoog
Hoge snelheid
Standaard-instellingen
Temperatuurstand
Comfortstand
Verlaagde (nachtstand)
Vorstbescherming
Zie het kopje Ventilatorstanden voor het
instellen van de gewenste ventilatorstand. Bij
temperatuurstand Vorstbescherming wordt
de ventilatorstand vergrendeld op Hoog (voor
maximale warmteverdeling).
Instelpunt
Ventilatorstand
21 °C
18 °C
10 °C
Hoog (vergrendeld)
NL
85