22
| In bedrijf stellen
4.5
Ontdooifunctie
Door de druk te meten over de wisselaar kan de behoefte aan het ontdooien van de wisselaar worden bepaald. De dif-
ferentieeldruktransmitter wordt automatisch gekalibreerd door het systeem om de correcte druk in verhouding tot de
luchtstroom te verkrijgen. Handmatige kalibratie is mogelijk, vb. na het schoonmaken van de wisselaar.
De omloopklep gaat open om de stroom aan koude buitenlucht via de warmtewisselaar te beperken. Wanneer begon-
nen is met bypass ontdooien, dan mag de temperatuur van de toevoerlucht 4 K dalen vanaf het instelpunt. Wanneer de
werkelijke toevoerluchttemperatuur met meer dan -4K wordt verlaagd, wordt een ontdooien stoppen sequentie ge-
start. Als het ontdooien stoppen niet is toegelaten, stopt het toestel en wordt het alarm Analoog ontdooien op het
scherm weergegeven.
Tabel 1
Wisselaarontdooiing
Ja
Bypass
Aan
Ontdooien stoppen
Aan
Activeringstemp.
0,0
Stoptemp. SAF
-8
Instelpunt drukafw.
50%
Stop hyst.
60%
Stel in of wisselaarontdooiing wordt gebruikt, Ja/Nee
Wisselaarontdooiing toegestaan met bypass, Aan/Uit.
Wisselaarontdooiing toegestaan met stop van de toevoerluchtventilator (TV),
Aan/Uit
Buitentemperatuurgrens voor het toestaan van ontdooifunctie
Buitentemperatuurgrens van geforceerde stop voor ontdooien, vergrendeling
van ontdooien via bypass
Instelpunt als percentage van de drukafwijking voor het starten van ontdooiing
Reductie van de drukafwijking in procenten voor het annuleren van ontdooiing.
12591813 | A003