• Ze vormen geen bekend woord of bekende naam
• Ze verschillen wezenlijk van uw eerdere wachtwoorden
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen
U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
2. In het hoofdmenu van het programma Setup Utility selecteert u Security.
3. Selecteer, afhankelijk van het type wachtwoord, Set Power-On Password, Set Administrator
Password of Hard Disk Password.
4. Volg de instructies aan de rechterkant van het scherm om het gewenste wachtwoord in te stellen, te
wijzigen of te wissen.
Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal 64 alfabetische en numerieke tekens gebruiken.
Meer informatie vindt u in 'Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden' op pagina 36.
Vergeten wachtwoorden wissen (CMOS wissen)
Als u uw gebruikerswachtwoord of een ander wachtwoord vergeten bent, kunt u in dit gedeelte lezen wat u
moet doen om dat wachtwoord te wissen.
U kunt een vergeten wachtwoord als volgt wissen:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur
uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels
die op de computer zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie 'De kap van de computer verwijderen' op pagina 78.
3. Zoek de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel op de systeemplaat. Zie 'Onderdelen op de
systeemplaat' op pagina 5.
4. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar de onderhoudspositie (pennetje 2 en 3).
5. Plaats de kap van de computer terug en sluit het netsnoer aan. Zie 'Vervangen van de onderdelen
voltooien' op pagina 149.
6. Zet de computer aan en wacht ongeveer tien seconden. Zet de computer weer uit door de aan/uit-knop
ongeveer vijf seconden ingedrukt te houden.
7. Herhaal stap 1 en stap 2.
8. Zet de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel terug in de standaardpositie (pennetje 1 en 2).
9. Plaats de kap van de computer terug en sluit het netsnoer aan. Zie 'Vervangen van de onderdelen
voltooien' op pagina 149.
Een apparaat in- of uitschakelen
In dit gedeelte vindt u informatie over het in- of uitschakelen van de volgende apparaten:
USB Setup
SATA Controller
U kunt een apparaat als volgt in- of uitschakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 35.
Met deze optie kunt u een USB-poort in- en uitschakelen. Als een USB-poort
uitgeschakeld is, kan het apparaat dat op die USB-poort is aangesloten, niet worden
gebruikt.
Als deze optie is ingesteld op Disable, worden alle apparaten die zijn aangesloten op
de SATA-aansluitingen (bijvoorbeeld de vaste-schijfstations of optische stations)
uitgeschakeld en zijn ze niet toegankelijk.
.
Hoofdstuk 5
Geavanceerde configuratie
37