4.0 Bediening van het alarmsysteem
4.1 Inschakelen van het systeem (alle sensoren)
Druk op
. Het invoeren van de admin code is niet nodig bij het inschakelen.
4.2 Gedeeltelijk inschakelen van het systeem (Thuis)
Druk op
. Alle daarvoor ingestelde sensoren (zogenaamde Normale-groep)
worden ingeschakeld; de overige (zogenaamde Thuis-groep) blijven inactief.
4.3 Uitschakelen via het bedieningspaneel
Voer uw 4-cijferig wachtwoord in (standaard: 1234) en druk op
. U hoort
een piep en het systeem is uitgeschakeld. Als u 3 piepjes hoort, is het
wachtwoord verkeerd ingevoerd.
4.4 Uitschakelen via de RFID tag
Houd de RFID tag dicht bij de RFID lezer (cirkel links naast de cijfers). U hoort een
piep en het systeem is uitgeschakeld. Let op: dit werkt alleen als er netspanning op
het systeem zit.
Opmerking: RFID-tags kunnen alléén gebruikt worden om het alarm uit te schakelen,
niet om het alarm in te schakelen.
Opmerking: Als het alarmsysteem NIET op de netvoeding is aangesloten kunt u het
alarm NIET uitschakelen met de RFID-tags.
4.5 Opnemen en afspelen persoonlijke boodschap
Druk op
om een persoonlijke boodschap van maximaal 10 seconden op te nemen.
Wanneer u eerder klaar bent met de persoonlijke boodschap inspreken drukt u
nogmaals op
en kunt u de boodschap beluisteren door op de cirkel te drukken.