Bedrijfstijden
De bedrijfstijden voor de compressorrelais kunnen in de volgende menu's worden
uitgelezen en ingesteld. De weergegeven waarden moeten met 1000 worden verme-
nigvuldigd; Bijv. 2,1 staat voor 2100 uur. Bij het bereiken van de waarde 99,9 stopt de
teller en moet worden gereset naar bijv. 0. Er wordt geen alarm gegenereerd in deze
situatie.
Waarde voor relais 1 - 4
Koudemiddelinstelling
Voordat de regeling wordt gestart dient het juiste koudemiddel te worden ingesteld.
Er is keus uit de volgende koudemiddelen.
1=R12. 2=R22. 3=R134a. 4=R502. 5=R717. 6=R13. 7=R13b1. 8=R23. 9=R500.
10=R503. 11=R114. 12=R142b. 13=speciaal. 14=R32. 15=R227. 16=R401A. 17=R507.
18=R402A. 19=R404A. 20=R407C. 21=R407A. 22=R407B. 23=R410A. 24=R170.
25=R290. 26=R600. 27=R600a. 28=R744. 29=R1270. 30=R417A. 31=R422A.
Let op: verkeerde selectie kan tot compressorschade leiden.
Andere koudemiddelen: Selecteer via AKM nr. 13 en daarbij 3 factoren- fac1, fac2 en
fac3
Handmatige bediening van de uitgangen
In verband met service kunnen de individuele uitgangen handmatig geschakeld wor-
den naar de AAN positie: 0=geen handbediening, 1-10=handbediening, 1 schakelt
relais 1, 2 relais 2, enz. 11-18 geeft spanning op de analoge uitgang waardoor de
externe relais modules EKC 331T kunnen worden getest. Instelling 11 geeft 1,25 V, 2
geeft 2,5 , enz.
Netfrequentie
Stel hier de netfrequentie in
Adres
Als de regelaar in een datacommunicatienetwerk is opgenomen moet een adres wor-
den ingesteld en dit adres moet dan worden doorgegeven aan de master-gateway.
Deze instellingen kunnen alleen worden gedaan als de communicatiekaart in de
regelaar is gemonteerd en de datacommunicatie naar de gateway in orde is.
Het installeren van de datacommunicatie is vermeld in brochure "RC.8A.C".
Het adres in te stellen van 1 t/m 240 (afhankelijk van het type gateway)
Het adres wordt verzonden naar de master-gateway bij instelling op ON
Toegangscode
Als de instellingen moeten worden beschermd kan een toegangscode tussen 0 en
100 worden ingevuld. Indien bescherming niet nodig is kan de functie worden uitge-
schakeld door OFF te kiezen.
Speciale instellingen
Uitgangen DO9 en DO10 worden normaal gebruikt voor de functies "AKD start/stop" en
"Alarm". Ze kunnen echter ook gede nieerd worden voor andere functies.
DO9 functie:
0: AKD Start/stop
1: Inject-on functie (zie tekening onderaan pagina)
2: Boost ready functie (zie tekening onderaan pagina)
3: Niet gebruikt
DO10 functie:
0: Alarmrelais
1: Niet gebruikt
Status digitale ingangen
De status van de digitale ingangen kunnen volgens onderstaande parameters wor-
den uitgelezen.
Status DI 1
Status DI 2
Status DI 3
Status DI 4
Status DI 5
Instellingen behorend bij de systeemcon guratie, zoals compressor- en ventilatorde nities, schakelkeuze en koudemiddelselectie kunnen alleen worden
uitgevoerd als de regeling is gestopt (r12)
8
Handleiding RS8FK210 © Danfoss 12-2009
(In AKM wordt het werkelijke aantal
uren weergegeven).
o23-
DO1 run hour...
o26
DO4 run hour
o30
Refrigerant
o18
- - -
o12
50 / 60 Hz
(50=0, 60=1)
o03
o04
o05
o75
DO9 function
o76
DO10 function
u10
DI 1 Status
u37
DI 2 Status
u87
DI 3 Status
u88
DI 4 Status
DI 5 Status
u89
AK-PC 520