en geel/grijs te worden gecontroleerd. Daarna dienen de
geprogrammeerde functies te worden gecontroleerd. Wanneer
alles gecontroleerd is kan opnieuw worden begonnen met
programmeren vanaf 1-.
Zorg ervoor dat het alarm uitgeschakeld is.
1-
Verbind de groen/gele draad met massa tot het alarm een lange
pieptoon geeft en de led gaat knipperen.
2-
Neem de groen/gele draad los van massa en verbind de
groen/gele draad binnen 10 seconden weer met massa, na een
aantal seconden zal het alarm 3 pieptonen geven en 3 maal de
knipperlichten aansturen. Het alarm staat nu in test mode, alle
aansluitingen kunnen nu worden gecontroleerd.
3-
roze draad van het alarm zal nu +12 volt uitsturen, extra
modules welke zijn aangesloten zullen dus direct actief zijn.
4-
Wanneer de motorkap, de kofferdeksel of een portier wordt
geopend zal het alarm een pieptoon geven en de knipperlichten
aansturen.
5-
Wanneer een optionele detector een detectie afgeeft zullen de
led en de knipperlichten 2 maal worden aangestuurd.
6-
Wanneer het ultrasoon een detectie afgeeft zullen de
knipperlichten worden aangestuurd.
7-
Wanneer het contact aan gezet wordt zal het alarm voor 1
seconde de sirene aansturen.
Wanneer de drukschakelaar voor de car-jack functie wordt
ingedrukt zal het alarm een pieptoon geven en de knipperlichten
aansturen.
Om de test mode te verlaten dient via de originele afstandbediening van de wagen
de centrale vergrendeling te worden bedient. Het alarm zal een lange pieptoon
geven ten teken dat de test mode is uitgeschakeld.
12. Alarm test
7