Systeembeheer
Het controlepaneel bedient een draadloze
uitgangsmodule door een signaal uit te zenden als de
module moet reageren. Elk signaal bevat de identiteit
van het controlepaneel, het kanaalnummer en de
instructie 'Aan', 'Uit' of 'Wissel'. Elke module ontvangt het
signaal. Om er voor te zorgen dat alleen de gewenste
module reageert laat de installateur het controlepaneel
de module leren herkennen en welk kanaal voor de
recatie in aanmerking komt.
Tijdens het programmeren kan de installateur enkele
uitgangen voorbewerken zodat een beheerder deze
makkelijk kan herprogrammeren. Het volgende hoofdstuk
beschrijft hoe een beheerder deze uiitgangen kan
gebruiken.
Een uitgangskanaal programmeren
Als u een uitgang wilt programmeren die de installateur
geschikt heeft gemaakt voor gebruik door de beheerder:
1.
Open het gebruikersmenu en kies
Systeemconfiguratie - Uitgangen - Wijzigen uitg.
Op het display ziet u lijst van beschikbare
uitgangen.
2.
Kies het uitgangskanaal dat u wilt wijzigen.
Op het display ziet u een menu waarmee u de
naam van de uitgang kunt wijzigen en het tijdstip
kunt instellen voor het in- en uitschakelen van de
uitgang.
3.
Kies Naam om de uitgang een herkenbare naam te
geven. Met het toetsenbord kunt u letters invoeren
zoals aangegeven in afb. 3.
De naam die u aan de uitgang geeft verschijnt in
alle relevante menu's die op het display verschijnen
voor het beheer van de uitgangen.
4.
Kies 'Tijd aan' om het tijdstip in te stellen waarop
het controlepaneel de uitgang moet inschakelen.
Kies 'Tijd uit' om het tijdstip in te stellen waarop
Blz. 22