Om ervoor te zorgen dat de prestatie van de batterij optimaal blijft, volgt u de richtlijnen: (a) Hoewel het overladen
van de batterij tot 24 uur de batterij niet zal beschadigen, kan herhaald overladen de levensduur verkorten.
(b) Bewaar batterijen altijd in een geladen toestand. Nadat een batterij ontladen is, dient hij zo snel mogelijk
opgeladen te worden.
Als de batterij meer dan 60 dagen geleden is opgeladen, moet hij mogelijk worden opgeladen.
(c) Laad de batterij niet te weinig op. Dit kan er toe leiden tot de batterij te warm wordt en permanent schade
ondervindt. Stop de batterijen niet in uw zak of tas waar de materialen per ongeluk met munten, sleutels of
andere metalen voorwerpen in aanraking kunnen komen.
(d) waarschuwingen:
1. Probeer geen andere typen batterijen in uw lader op te laden, dan de oplaadbare batterijen die voor deze lader
zijn gemaakt. Andere soorten batterijen kunnen lekken of barsten.
2. Verbrand de oplaadbare batterij nooit omdat hij kan ontploffen!
Hoofdstuk 21: Onderhoud, transport en opslag
1. Gebruik voor het reinigen van het apparaat een niet ontvlambaar reinigingsmiddel.
Opmerking: Niet roken of werken met open vuur (bijvoorbeeld, kaarsen,
enz.) bij het werken met brandbare vloeistoffen.
2. Vlekken kunnen worden verwijderd met een reinigingsmiddel.
3. Dompel het apparaat niet onder in vloeistoffen of stel het apparaat niet bloot aan grote hoeveelheden water.
4. Stop na het gebruik het apparaat weer terug in de tas zodat hij goed beschermd is tegen transport.
5. Als het apparaat voor een langere periode niet wordt gebruikt, verwijder dan de batterij uit het
batterijcompartiment (er kan zuur vrijkomen dat het apparaat kan beschadigen). Stop het apparaat en de
accessoires in de tas en bewaar hen op een koele en droge plaats.
6. Het verpakte apparaat moet opgeslagen en vervoerd worden bij temperaturen van-20 ° C ~ + 60 ° C en een
relatieve vochtigheid van 5% ~ 20%.
Atmosferische druk 500hPa ~ 1060hPa.
Hoofdstuk 22: Veiligheid - technische controles
Controleer om veiligheidsredenen uw Comfy EMS ® elke week op basis van een controlelijst.
1. Controleer het apparaat voor externe schade.
-vervorming van de behuizing.
-beschadigde of defecte aansluitingen.
2. Controleer het apparaat op kapotte bedieningselementen.
-leesbaarheid van opschriften en etiketten.
-Zorg ervoor dat de opschriften en etiketten zijn niet beschadigd.
Hoofdstuk 23: Storingen
Bij storingen bij gebruik van de Comfy EMS controleert u:
-of de parameters goed zijn ingesteld voor de juiste therapievorm. Voer eventueel de goede handelingen uit.
-of de kabel goed is aangesloten op het apparaat. De kabels moeten volledig zijn ingebracht in de aansluitingen.
-of het LCD scherm het menu toont. Indien nodig, plaats u een nieuwe batterij.
-of er geen kabelbreuk is. Vervang de kabel zo nodig.
Wanneer er een ander probleem is, stuurt u het apparaat naar de dealer. Probeer nooit om een defect apparaat
zelf te herstellen.
Hoofdstuk 24: Veiligheidsnormen?
De Comfy EMS ® apparaten voldoen aan de normen: nl 60601-1-2: 2007 medische elektrische apparatuur -
Deel 1-2: algemene voorschriften inzake basis veiligheidsnormen en essentiële prestaties
14