Configuratie & inbedrijfstelling
Verbruikers via I/O-interface aansturen
06.06 Verbruikers via I/O-interface aansturen
Aansturing van een warmtepomp:
Bij klantinstallaties zonder opslagsysteem kan een warmtepomp via een I/O-interface (accessoire,
best.-nr.: HTC320H) actief worden aangestuurd. De interface moet in de configuratie als I/O-apparaat
worden aangemaakt en geconfigureerd. De communicatie met de EMC vindt plaats via Modbus
Bij klantinstallaties met opslagsysteem kan een warmtepomp via de reeds in het opslagsysteem ge-
integreerde SG Ready-interface worden aangestuurd. ► Zie installatiehandleiding van het opslagsys-
teem.
In dit geval wordt in de flow-configuratie automatisch een I/O-apparaat van het type 'Warmtepomp
(HVAC)' aangemaakt.
De verbinding met flow heeft meerdere voordelen voor het bedrijf van de warmtepomp in het systeem:
− tijdbesturing naar behoefte mogelijk
− bescherming tegen overbelasting van de installatie door hoge startstromen van de warmtepomp
− optimalisatie van het eigen gebruik van de PV-stroom
− ondersteuning bij het bereiken van gewenste laaddoelen van opslagsysteem en laadstation(s)
06.06.01 I/O-interface toevoegen
Opmerking
Bij klantinstallaties met direct verbonden warmtepomp op de SG Ready-interface van
het opslagsysteem komt deze stap te vervallen.
•
Voeg een I/O-interface toe, door in het Overzicht het + teken onder het I/O-symbool aan te klik-
ken, of selecteer
•
Geef de interface een eenduidige apparaatnaam.
•
Bevestig de dialoog met I/O-interface opslaan.
28
+Componenten
toevoegen.
Afbeelding 27: I/O-interface toevoegen
RTU.
®
Systeemconfiguratie | flow