Montage van het maaidek aan
de tractie-eenheid
1. Plaats het maaidek vóór de tractie-eenheid.
2. Schuif de mannelijke aftakas in de vrouwelijke aftakas.
3. Zet de hefhendel in de Zweef-stand. Duw een hefarm
omlaag totdat de openingen in de hefarm zich tegen-
over de openingen in de beugel van de zwenkwielarm
bevinden en de maaihoogtestang in de voeringen van
de hefarm kan worden gestoken (Fig. 18).
9
10
1
7
6
2
Figuur 18
1. Hefarm
2. Beugel van zwenkwielarm
3. Maaihoogtestang
4. Voeringen van hefarm
5. Drukringen
6. Gaffelpen
4. Bevestig de hefarm aan de zwenkwielarm met (2)
drukdringen, een gaffelpen en een borgpen. Plaats de
drukringen tussen de hefarm en de beugel van de
zwenkwielarm (Fig. 18). Steek het uiteinde van de
borgpen in de sleuf in het lipje van de zwenkwielarm
om de borgpen op zijn plaats te houden.
11
8
4
3
5
7. Borgpen
8. Kraag voor maaihoogte
9. Gaffelpen
10. Borgpen
11. Tapbout
5. Herhaal dit bij de andere hefarm.
6. Start de tractie-eenheid en hef de maaidekken op.
7. Duw de achterkant van het maaidek omlaag en steek
de maaihoogtestangen door de voeringen van de
hefarm.
8. Monteer de kragen voor de maaihoogte op de
maaihoogtestangen en zet deze vast met gaffelpennen
en borgpennen (Fig. 18). Laat de kop van de gaffelpen
naar de voorkant van het maaidek wijzen.
9. Plaats een 1/2 x 3/4 inch tapbout en een ring op beide
maaihoogtestangen (Fig. 18).
Afvoertunnel monteren
1. Stel het maaidek in op de gewenste maaihoogte.
2. Schuif de afvoertunnel op de opening van de ventilator
en op de montagetapeinden (Fig. 19).
3. Laat de kap van de hopper neer en houd de afvoer-
tunnel recht tegenover de zuigkop van de hopper.
Bevestig de afvoertunnel aan de ventilator met 4
borgmoeren (5/16 inch) en de 2 beugels van de
afvoertunnel (Fig. 19).
2
Figuur 19
1. Afvoertunnel
11
1
2. Bevestigingsbeugel (2)