ELEKTRISCHE AANSLUITING
De apparaten moeten volgens de in het betreffende land geldende wetten en voorschriften worden
geïnstalleerd, met strikte inachtneming van de instrukties uit deze handleiding.
Er moet een ontkoppelingsstysteem voorzien worden voor een toestel aangesloten op een vaste
leiding en dit in overeenstemming met de installatieregels.
VOORZORGSMAATREGELEN VÓÓR AANSLUITING:
Controleer:
Of de netspanning overeenstemt met de spanning en het vermogen van het apparaat
Of de elektrische installatie van de gebruiker uitgerust is met een goedgekeurde omnipolaire
uitschakelaar.
AANBEVELINGEN VOOR AANSLUITING:
- Gebruik een genormaliseerd snoer (245 IEC 57 of 245 IEC 66 of een ander type kabel met dezelfde
karakteristieken).
- De lengte van de geleiders van de voedingskabel tussen het trekkracht-compensatiesysteem en
de klemmen moet zodanig bemeten zijn dat eerst de actieve geleiders worden aangespannen en
daarna pas de aardleiding indien er aan de kabel getrokken wordt.
- Indien dit apparaat aangesloten is op een vaste elektrische leiding dan dient deze leiding met een
aardlekbeveiliging te zijn uitgerust.
- Indien het apparaat is aangesloten op een.
Verwijder het luik/de luiken van het achterpaneel aangegeven door
1
Trek de kabel door het gat.
2
Volledig losschroeven.
3
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
L
N
L1
L2
L3
220-240 V 1N ~ 50 Hz
230 V 3 ~ 50 Hz
Eén voor één de aansluitdraden plaatsen.
4
Kabel vastmaken met kabelklem.
Bevestig de voedingskabel door de kabelklem.
5
Het is gevaarlijk dit apparaat in werking te stellen zonder het eerst
op de aarding te hebben aangesloten
Wij zijn niet verantwoordelijk voor ongevallen veroorzaakt door ontbrekende
of onjuiste aarding.
INSTALLATIEHANDLEIDING
NL
10-2016
.
1
2
3
4
5
1
2
L1
L2 L3
N
L
N
220-240 V 1N ~ 50 Hz
400 V 3N ~ 50 Hz
ELEKTRISCH SCHEMA
L
N
1
2
S1
NB: De vrije aansluitklemmen van de ontstekingsinrichting
worden op de aarding aangesloten.
7
X
A
1 2 3 4
5 6
B
INSTALLATIEHANDLEIDING