a
Voer de datum in met het toetsenblok op het bedieningspaneel van de printer. Druk op de pijl naar links of
rechts om door de maand, de dag en het jaar te bladeren. De datumnotatie kan verschillen afhankelijk van
het land of de regio die u hebt geselecteerd.
b
Druk op OK.
c
Gebruik de pijl naar links of rechts op het numerieke toetsenblok van het bedieningspaneel om door de uren,
minuten en de tijdnotatie te bladeren.
d
Druk op de pijl omhoog of omlaag om een tijdnotatie te selecteren en druk op OK.
16
Geef de naam en het nummer voor de fax op.
a
Geef met het toetsenblok op het bedieningspaneel van de printer het faxnummer op en druk op OK om het
nummer op te slaan.
b
Geef met het toetsenblok op het bedieningspaneel van de printer de faxnaam op en druk op OK om de naam
op te slaan.
17
Open de printer en druk de hendels van de inktcartridgehouders naar beneden.
W
I
PRIN
TING
I
F
18
Open de folieverpakking van de kleureninktcartridge en verwijder de kleurencartridge uit de verpakking.
19
Als er een opslageenheid wordt bijgeleverd, verwijdert u de kleureninktcartridge uit de opslageenheid.
2
1
Faxinstellingen
16