NEDERLANDS
4.
Branderschakelaar loslaten.
Lasproces wordt beëindigd.
ABS (verlagingswaarde eindkrater-
vulling)
Met de functie ABS worden bij het impul-
slassen de karakteristiekparameters van
het lasproces in optimale mate verlaagd.
U kunt het naadeinde lassen met ver-
minderd vermogen en zo eindkraters
vermijden.
De functie ABS is afhankelijk van de
ingestelde draadsoort.
7.5
MIG/MAG
2-takt = manueel lassen:
1.
Branderschakelaar indrukken.
Lasproces wordt gestart.
2.
Branderschakelaar loslaten.
Lasproces wordt beëindigd.
4-takt = permanent lassen:
1.
Branderschakelaar
indrukken
loslaten.
Lasproces wordt gestart.
2.
Branderschakelaar
indrukken en loslaten.
Lasproces wordt beëindigd.
Geïntegreerde softstart
Het toestel beschikt over een geïnte-
greerde softstart voor de bedrijfsmodi
MIG/MAG en MIG/MAG-impuls.
Zolang er geen lasstroom stroomt, wordt
de lasdraad zeer langzaam toegevoerd.
Op die manier wordt een te lange
draaduitvoer vermeden. Zodra de vlam-
boog wordt ontstoken, wordt de draad
toegevoerd met de ingestelde snelheid.
Aanwijzing:
In de positie EXT (MIG/MAG en
MIG/MAG-impuls)
kan
besturing worden aangesloten.
Als deze bedrijfsmodus geselecteerd en
geen besturing aangesloten is, wordt het
apparaat in 2-takt-bedrijf gebruikt.
7.6
Elektrodelassen
ELEKTRODE
Na het ontsteken van de vlamboog,
loopt het lasproces gedurende korte
tijd met verhoogde lasstroom (geïn-
tegreerde hot-start).
De lasstroomverhoging bedraagt bij
een geïntegreerde hot-start 25%
van de ingestelde lasstroom.
Voorbeeld:
lasstroom = 100 A
stroomverhoging = 25%
=> hot-start-stroom = 125 A.
34
7.7
De vrijbrandtijd verhindert dat de las-
draad bij een correcte instelling vast-
brandt in het smeltbad. De instelling
gebeurt met de selectieschakelaar Vrij-
brandtijd. De schaal van 1-10 stemt
overeen met een waardenbereik van
0...0,4 s.
8. Bediening
en toevoerleidingen voor u het appa-
raat inschakelt.
plaats van gebruik zodat het niet kan
wegrollen.
8.1
De weergave en de instelling van de
bedrijfsparameters vinden plaats op het
bedieningspaneel.
en
Met de parameterselectieknop schakelt
u door om de parameter te kiezen die
moet worden weergegeven of ingesteld.
nogmaals
De volgende parameters kunnen worden
geselecteerd en weergegeven:
− draadinvoer [m/min]
− lasstroom [A]
− lasspanning [V]
− vlambooglengte [%].
De geselecteerde parameter wordt aan-
gegeven door de LED's en de waarde
verschijnt op het 7-segmentdisplay.
Via de parameterverstelling kan de
gewenste waarde, met uitzondering van
de lasspanning, worden ingesteld.
Draadinvoer
Via de parameter Draadinvoer wordt de
snelheid van de draadinvoer ingesteld.
een
externe
De ideale waarde voor de lasspanning
en de lasstroom berekent het apparaat
afhankelijk van de gekozen karakteris-
tiek.
Waardenbereik voor de draadinvoer:
− 1,5...19 m/min.
Het instelbare waardenbereik voor de
draadinvoer is afhankelijk van de geko-
zen lasdraad en de bedrijfsmodus.
Bij het elektrodelassen is de weergave
gedeactiveerd.
Lasstroom
De
optimale
bepaald door het apparaat. De las-
stroom kan tijdens het MIG/MAG-lassen
niet worden versteld. De instelwaarde
kan voor het begin van de laswerkzaam-
heden worden gewijzigd via de parame-
terverstelling.
Bij het elektrodelassen is naast de wijzi-
ging van de instelwaarde voor het begin
FBZ Vrijbrandtijd
Opgelet!
Controleer alle aansluitingen
Opgelet!
Beveilig het apparaat op de
Bedieningsgedeelte
stroomsterkte
van het lassen ook een wijziging van de
lasstroom tijdens het lassen (reële
waarde) mogelijk.
Lasspanning
De lasspanning wordt alleen weergege-
ven. Ze kan niet worden versteld.
Vlambooglengte
De ingestelde waarde beïnvloedt de las-
spanning in de bedrijfsmodi MIG/MAG
en MIG/MAG-impuls.
U kunt waarden van 50%...150% instel-
len. 100% is de optimale bedrijfswaarde.
Aanwijzing:
Met deze parameter kunt u bij het
gebruik van tussenslangpakketten de
optredende spanningsdalingen compen-
seren. Voer in dit geval waarden van
110%...120% in.
8.2
Gaslassen
Oppassen!
Voer onderstaande controles
uit, alvorens met het lassen te begin-
nen:
− Is de juiste lasdraad ingevoerd?
− Is het juiste beschermgas aange-
sloten?
− Is de brander correct uitgerust
(ziel, spiraal, sproeiers en steun-
buis)?
1.
Bevestig de lasstroomretourleiding
op een geschikte plaats op het
werkstuk.
2.
Open de hoofdafsluitkraan van de
gasfles en stel het gewenste gasde-
biet in.
Vervang het gasmondstuk indien
nodig.
Beschermgas in l/min
Gassproeierdiameter
in mm
3.
Schakel de hoofdschakelaar aan de
Powerbox en de netschakelaar van
de SWK in.
4.
Voer de basisinstellingen van het
apparaat uit. Selecteer de karakteri-
wordt
stiek.
5.
Wijzig indien nodig de parameters.
Het lasapparaat is nu gebruiksklaar.
Aluminium
Staal
Stroomsterkte in A