Lichtsterktemeting
De aanwezigheidsmelder meet kunstmatig en daglicht, dat
direct onder de melder wordt gereflecteerd (openingshoek
ca. 120°). De montageplaats wordt gebruikt als referentie van
het verlichtingsniveau. Wordt de lichsterktemeting gedeacti-
veerd, dan schakelt het kanaal licht alleen afhankelijk van de
aanwezigheid.
Schakelen
Door het direct richten van het licht wordt de lichtmeting
beïnvloed. De plaatsing van staande lampen of verlaagd ver-
lichting direct onder de melder moet worden vermeden.
Constante lichtregeling
De melder moet zo worden geplaatst dat deze alleen kunst-
matig licht detecteert dat hij zelf regelt. Kunstmatig licht dat
door andere melders wordt geregeld of handmatig gescha-
kelde werkverlichting beïnvloeden de lichtsterktemeting van
de melder. Direct kunstmatig licht op de melder moet worden
vermeden.
Geschikte lampen
De aanwezigheidsmelder is geschikt voor fluorescentielam-
pen, compacte tl-lampen, halogeen-, gloeilampen en LED's.
6. Montage
Plafondinbouw
De melder moet vrij zicht hebben op personen. De maximale
montagehoogte is 1,7 m en de minimale montagehoogte is
4 m.
Inbouw in holle plafonds met een dikte van 0,5 mm t/m 3 cm.
De diameter van de plafonduitsparing moet tussen 62 mm en
70 mm liggen. De beschermingsgraad IP 54 geldt alleen voor
de voorkant (lenszijde) en vereist een glad plafondoppervlak.
Plafondmontage-opbouw
c
d
20°
open
Sensorgedeelte (a) ca. 20° linksom draaien totdat hij vast-
klikt. Sensorgedeelte verwijderen. Betreffende delen (b) voor
de kabeldoorvoer verwijderen. De opbouwbehuizing (c) via
de daarvoor bestemde bevestigingsgaten aan het plafond
monteren. Bedrading aanleggen (d). Sensorgedeelte (a)
aanbrengen.
Als een hogere beschermingsgraad dan IP 20 vereist is,
moeten de meegeleverde afdichtingen bij de plafondmontage
worden gebruikt (c).
7. Inbedrijfname
1. Instellingen
Alle instellingen worden met behulp van de ETS uit-
gevoerd. Zie document «KNX-handboek theRonda»
(toepassingsbeschrijving).
Ter ondersteuning van de inbedrijfstelling is optioneel de
managementafstandsbediening «SendoPro 868-A» of de ins-
tallatieafstandsbediening «the Senda P» verkrijgbaar. Met de
«SendoPro 868-A» kunnen parameters worden opgevraagd,
aangepast en geoptimaliseerd. Met de «theSenda P» kunnen
de parameters alleen worden aangepast.
De afstandsbedieningen dienen dan als instelhulpmiddel. Met
de afstandsbediening kunnen een aantal te wijzigen para-
meters worden aangepast (zie hoofdstuk «Parameters via
afstandsbediening»). Door stuurcommando's via de afstands-
bediening kan de reactie tijdens het bedrijf worden gewijzigd.
2. Programmeermodus
De programmeermodus kan met de programmeerknop
aan de achterkant van de aanwezigheidsmelder of zonder
demontage van de aanwezigheidsmelder met behulp van de
managementafstandsbediening «SendoPro 868-A» of de ins-
tallatieafstandsbediening «theSenda P» worden geactiveerd.
b
a
3