Inschakelen en meting uitvoeren
Opmerking:
Het stuurkruis is zeer gevoelig. Voorkom daarom vervuilingen op
het bedieningspaneel, omdat ze door het apparaat verkeerd kun-
nen worden geïnterpreteerd als ingedrukte toets.
Zorg voor het gebruik dat het touch-bedieningspaneel vrij is van
vervuilingen.
Reinig het touch-bedieningspaneel indien nodig volgens hoofd-
stuk Apparaat reinigen op pagina 8.
1. Druk op de aan/uit-toets (4), tot een signaaltoon klinkt.
2. Het apparaat voert een korte zelftest uit.
– Op het display verschijnt de apparaatnaam en de firmwa-
reversie.
– Op het display verschijnt de laadstatus van de batterij.
– Het apparaat is klaar voor gebruik.
– De weergave van de eenheden komt overeen met de instel-
lingen bij het laatste gebruik
3. Kies de gewenste meetmodus.
4. Richt het apparaat op het meetgebied.
– De meetwaarden worden weergegeven.
Opmerking:
Houd er rekening mee dat bij het wisselen van de gebruikslocatie
van een koude naar een warme omgeving condensvorming op de
printplaat van het apparaat kan ontstaan. Dit natuurkundig effect,
dat niet te voorkomen is, vervalst de meting. Het display toont in
dit geval geen of een verkeerde meetwaarde. Wacht enkele minu-
ten, tot het apparaat zich heeft ingesteld op de gewijzigde
omstandigheden, voordat u een meting uitvoert.
Toetsblokkering
1. Druk tijdens gebruik kort op de aan/uit-toets (4).
– Het apparaat piept kort.
– Het display toont de melding: LoC on.
– De toetsblokkering is actief.
2. Druk opnieuw op de aan/uit-toets (4).
– Het apparaat piept kort.
– Het display toont de melding: LoC oFF.
– De toetsblokkering is niet meer actief.
5
Instelmodus
1. Druk ca. 2 seconden op de links/menu-toets (11).
– Het apparaat piept kort.
– Het symbool CFG (12) wordt rechtsboven weergegeven.
2. Druk op de toets rechts/terug of links/menu om de instelmo-
gelijkheden te kiezen.
– Houd er rekening mee dat enkele instelmogelijkheden al-
leen in een bepaalde meetmodus kunnen worden gekozen.
Instelmodus
Lamp
Pabs [hPa]
Alt.[ft.]
CAL1
CAL2
Met CAL kan een eenpuntskalibratie worden uitgevoerd voor de
geselecteerde sensorweergaven. Alle sensoren zijn al vanuit de
fabriek gekalibreerd en beschikken over de betreffende fabrieks-
kalibratiekarakteristiek. Bij eenpuntskalibratie wordt door het
opgeven van een compensatiewaarde (offset) een globale kaliba-
tiecurveverschuiving uitgevoed, die werkt over het gehele meet-
bereik! De in te voeren offset is de waarde waarmee de
kalibatiecurve wordt verschoven.
Voorbeeld:
Weergegeven waarde altijd 5 te hoog => wijziging van de offset
voor dit meetkanaal naar -5.
Vanuit de fabriek staat de offsetwaarde op 0.0.
Bedieningshandleiding – Thermohygrometer T210
TH
IR
DP
CFG
HOLD
MAX
MIN
AVG
ACT
%WT
CM
m/s
ppm °F °C
3
g/m
g/kg
gr/lb dp °C °F % rH
Pabs[hPa]
Alt.[ft]
CAL12
SENS
MAT
TEMP
Alarm
Beschrijving
Helderheid instellen.
Waarden tussen 20 en 100 en Al.on selecteerbaar.
Uitschakeling na 30 min, behalve bij instelling Al.on
Alleen selecteerbaar bij actieve eenheid g/kg.
Weergave absolute druk (waardenbereik: 600 en
1200 hPa).
1. Waarde via het stuurkruis (2) invoeren.
2. Met OK-toets (10) bevestigen.
Alleen selecteerbaar bij actieve eenheid gr/lb.
Weergave locatiehoogte
(waardenbereik: -999 en 9999 ft).
1. Waarde via het stuurkruis (2) invoeren.
2. Met OK-toets (10) bevestigen.
Offset voor temperatuur invoeren.
Bij een negatieve offset zijn meetwaarden lager dan 0,00
niet mogelijk.
1. Waarde via het stuurkruis (2) invoeren.
2. Met OK-toets (10) bevestigen.
Alleen selecteerbaar bij actieve % r.v.
Offset voor relatieve luchtvochtigheid invoeren
(Waardenbereik: +/- 30% r.v.).
Bij een negatieve offset zijn meetwaarden lager dan 0,00
niet mogelijk.
1. Waarde via het stuurkruis (2) invoeren.
2. Met OK-toets (10) bevestigen.
12
18
NL