INSTALLATIE
De centrale unit van het alarmsysteem dient, volgens de afbeeldingen op de moddenpagina in
de motorruimte van de auto te worden ingebouwd.
Let op dat de unit zich op een geventileerde plaats niet in de directe omgeving van een hittebron
bevindt en dat water de unit niet kan binnendringen. Behandel de connector voor de installatie
met zuurvrije vaseline of een ander beschermingsmiddel. Plaats de rubberafdichting van de
connector goed over de zitting heen zodat in geen geval water in de stekker kan komen.
LET OP : indien vocht de alarmcentrale binnendringt vervalt de garantie op het produkt !.
NOODSLEUTEL
In geval van nood (bijvoorbeeld bij verlies van de handzender) kan het alarmsysteem buiten
werking worden gesteld door middel van een noodsleutel, die direct werkt op de centrale unit.
Alle functies van het alarmsysteem worden dan ongedaan gemaakt en de startblokkering wordt
uitgeschakeld.
PASSIEVE INSCHAKELING
Het is mogelijk het alarm passief (automatisch) te laten inschakelen en wel op de volgende
manieren:
- Automatisch inschakelende startblokkering. Hierbij wordt de startblokkering automatisch
30 seconden na het uitzetten van het contact en het openen van de bestuurdersdeur
ingeschakeld. Dit is zichtbaar aan het eenmaal oplichten van de knipperlichten en het
continu branden van de LED.
- Automatisch inschakelend alarm. Hierbij wordt het complete alarm, exclusief de centrale
vergrendeling, 30 seconden na het uitzetten van het contact en het openen van de
bestuurdersdeur automatisch ingeschakeld. Dit is zichtbaar aan het eenmaal oplichten
van de knipperlichten en het continu branden van de LED.
Indien het alarm passief is ingeschakeld, dient het alarm eerst met de " A" knop aangezet te
worden en kan pas daarna worden uitgezet.
Zie ook de programmering op blz. 8.
STARSAFE B.V.
- 4 -
ND 14C/01-97