5
EUROPORT EPA900 Gebruiksaanwijzing
2.2 Opbouw
1. Haal de PA-eenheid, zoals in hoofdstuk 2.1 is beschreven, uit elkaar.
2. Zet mengpaneel en luidsprekers in de gewenste positie in de plaats die van
geluid voorzien moet worden.
◊
Het gebruik van luidspreker standaards (optioneel) komt in aanmerking
om een homogene geluidverzorging te waarborgen.
3. Sluit de luidsprekers met behulp van de meegeleverde snoeren aan de
luidsprekeringangen op de achterzijde aan.
!
!
Let Op
Sluit op de luid sprekeringangen op de achterzijde UITSLUITEND passieve
luidsprekers aan, nooit een ander equipment. Anders kan uw equipment
beschadigd raken.
4. Sluit instrumenten, microfoons en extra equipment aan de overige
aansluitingen van het mengpaneel aan (zie hoofdstuk 4).
5. Hebt u een actieve subwoofer tot uw beschikking (wordt niet meegeleverd),
sluit deze dan aan aan de SUB OUT-bus.
6. Verzeker u ervan, dat de beide luidsprekerregelaars van de MAIN LEVEL
CONTROL helemaal naar links gedraaid zijn.
7. Verbind met het koudapparaten-aansluitsnoer de stroomaansluiting van het
mengpaneel met het stroomnet.
8. Zet het mengpaneel aan.
9. Voer alle instellingen naar wens uit.
!
!
Let Op
Wij willen erop wijzen, dat hoge geluidsvolumes kunnen leiden tot
gehoorbeschadiging. Let daarom steeds op een passend geluidsvolume.
3. Bedieningselementen
en Aansluitingen
De EPA900 mixer beschikt over 4 mono-, 2 stereoingangen en een extra
AUX-ingang. De ingangssignalen worden intern over een stereobus verdeeld.
De kanalen van deze bus kunt u ook gescheiden (mono) gebruiken voor
bijvoorbeeld een FOH en een podiumweergave. Al naar behoefte kunnen
dus een stereogeluidverzorging of twee van elkaar onafhankelijke
monogeluidverzorgingen voortgebracht worden. Een intern effect kan als
AUX-effect vanuit ieder kanaal gebruikt worden. De grafische 7-band equalizer
dient voor de bewerking van de stereobus / van de beide monowegen.
3.1 Monokanalen (1-4)
De kanalen 1-4 zijn uitgevoerd als monokanalen en dienen voor de aansluiting
van microfoons of monobronnen met line-niveau. De aansluitingen zijn
symmetrisch uitgevoerd om een hoge storingsvrijheid te waarborgen. Gebruik zo
mogelijk symmetrische snoerverbindingen om van de voordelen van een
dergelijke verbinding te profiteren.
3.1.1 Microfoon/line-ingangen
Afb. 3.1: Aansluitingen van de monokanalen
MIC
Aan de MIC-aansluiting kunt u naar keuze dynamische microfoons of
condensatormicrofoons met XLR-stekker aansluiten.
LINE IN
Via de LINE IN-aansluiting kunt u instrumenten (bijv. keyboards, E-gitaren)
of andere line-niveaubronnen (bijv. cd-speler, externe mixers, geluidskaart van
notebook) aansluiten. De 6,3 mm-jackplugaansluiting accepteert zowel
symmetrische als ook onsymmetrische verbindingen.
PAD
Met de PAD-schakelaar kunt u harde ingangssignalen ca. 20 dB afzwakken.
Gebruik deze functie, voor het geval de CLIP-LED brandt en een verdere reductie
van het niveau met de level-regelaar niet mogelijk is.
PHANTOM
Met de PHANTOM-schakelaar activeert u de fantoomvoeding voor alle
microfoonkanelen. Gebruik deze voeding voor condensatormicrofoons.
3.2 Stereo Channels (5/6-7/8)
De kanalen 5/6-7/8 zijn als stereokanalen uitgevoerd en dienen voor de
aansluiting van stereobronnen met line-niveau.
3.2.1 Line-ingangen
Afb. 3.2: Aansluitingen van de stereokanalen