• Moet de broek een strijkvouw heb-
ben? Dan legt u het linker broeks-
been met de buitenkant zo op de
strijkplank, dat de beide naden
precies op elkaar liggen. Let daarbij
op de aanwezige strijkvouwen.
• Strijk eerst de binnenzijde van het
broeksbeen, dan de buitenzijde. Doe
hetzelfde met het tweede broeks-
been.
• Hang de broek op een broekhanger
om uit te dampen.
• Per ongeluk ingestreken kreuken
kunnen met een stoomstoot weer
worden weggestreken.
Buiten- of binnenkant?
• Als u een glanzende stofbovenkant
wilt, bijv. bij tafellinnen, strijkt u het
wasgoed van buiten. Als u dat juist
niet wilt, bijv. bij kleren, strijkt u deze
vanaf de binnenkant.
• Strijk donkere en tere stoffen aan de
binnenkant. Of leg een doek tussen
strijkijzer en stof. Belangrijk is dat
vooral bij fluweel en ribfluweel. Als
u deze stoffen direct strijkt, krijgt u
glanzende plekken.
• Applicaties en borduursels worden
bijzonder mooi, als u ze op een
zachte ondergrond eerst aan de bui-
tenkant en dan aan de binnenkant
strijkt.
Ditjes & datjes
• Neem de was nog vochtig van de lijn
of kies de instelling "strijkvochtig", als
u een droger gebruikt. De was glad
vouwen en snel strijken.
• Controleer de strijktemperatuur op
een verborgen plek. Zo redt u het
kledingstuk, als het ijzer te heet was.
• Strijk bij hemden, bloezen en kleren
eerst de moeilijk toegankelijke plek-
ken aan beide zijden: knopenbiezen,
manchetten, kragen en zakken. Pas
daarna zijn de grote vlakken aan de
beurt.
• Een mouwplank is handig bij hem-
den en bloezen. Hiermee worden
ook moeilijk toegankelijke delen
glad.
• In de rust ligt de kracht: strijk
langzaam en gelijkmatig. Jachtige
strijkbewegingen schuiven de stof
gemakkelijk bij elkaar.
• Vers gestreken was moet helemaal
afkoelen, voordat deze in de kast
wordt gelegd. Strijkwarme was
kreukt gemakkelijker.
21 21