WERKING
*Laat het apparaat altijd minstens 2 uur rusten nadat het naar een andere ruimte is gebracht.
Voor gebruik, controleer of de uitlaatslang juist is aangebracht. Steek de stekker in het stopcontact.
1. Aan/uit-knop
Druk op de aan/uit-knop om het apparaat in te schakelen. De kamertemperatuur wordt op het display
weergegeven. Het apparaat treedt in werking. Het aan/uit-controlelampje brandt wanneer het apparaat
is ingeschakeld.
Druk opnieuw op de knop en het apparaat wordt uitgeschakeld.
2. Temperatuur/timer verhogen-knop en Temperatuur/timer verlagen-knop
Druk op de "
"/"
knoppen kunnen tevens worden gebruikt om de timer in te stellen. De waarde wordt bij elke druk op de
knop met 1 (°C/uur) verhoogd of verlaagd.
3. Ventilatorsnelheid-knop
Druk op de ventilatorsnelheid-knop om de ventilatorsnelheid op laag, medium of hoog in te stellen. Het
overeenkomstig "LOW"/"MID"/"HIGH" controlelampje zal branden.
4. Modus-knop
Druk op de modus-knop om uw gewenste werkingsmodus in te stellen. U kunt kiezen uit de
automatische, koel-, droog en ventilatormodus. Het overeenkomstig controlelampje brandt wanneer de
specifieke modus is geselecteerd.
•
Automatische modus
In de automatische modus werkt de binnentemperatuursensor automatisch om de gewenste werking met
koelen of ventilator te selecteren. Als de kamertemperatuur hoger of gelijk aan 24°C is, selecteert het
toestel automatisch de koelmodus en als de kamertemperatuur lager dan 24 °C is, selecteert het toestel
automatisch de ventilatormodus.
•
Droogmodus
De ventilator werkt op lage snelheid. De ventilator en temperatuur kunnen niet worden aangepast.
De compressor stopt na 8 minuten en wordt na 6 minuten opnieuw ingeschakeld.
•
Koelmodus
Wanneer de kamertemperatuur hoger dan de ingestelde temperatuur is, wordt de compressor
ingeschakeld.
Wanneer de kamertemperatuur lager dan de ingestelde temperatuur is, stopt de compressor en werkt
" knop om uw gewenste kamertemperatuur tussen 15°C en 31°C in te stellen. De
- 8 -