Afb. 5 Afvoer- en aardingsgaten
Aardingsgaten
AARDING
Lokale regelgeving kan vereisen dat de panelen worden geaard. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om te zorgen voor
voldoening aan relevante plaatselijke regelgeving. De aarding moet gebeuren via een elektrische verbinding vanaf het paneelframe.
REC-zonnepanelen hebben een klein, rond aardingsgat nabij elke hoek van het paneel aan zowel de lange als de korte zijde, zoals getoond
in Afb. 5. Deze gaten kunnen ook worden herkend aan het aardingssymbool dat ernaast in het frame is gestempeld. Controleer vóór de
installatie welke voorschriften van toepassing zijn:
• Er moet gebruik worden gemaakt van geschikte aardingsklemmen, verbindingslippen of andere structuren.
• Bevestig de aardingskabels aan de bestaande aardingsgaten in de paneelframes.
• Volg de installatie-instructies van de fabrikant van de aardingsinrichting om een veilige en geleidende verbinding te
verzekeren, met inbegrip van eventuele aanvullende materialen, zoals een stervormige dichtingsring, en draai aan vol-
gens het aanbevolen aanhaalkoppel.
• Wanneer een aardingsinrichting wordt vastgezet met het gebruikelijke aardingsmateriaal (moeren, bouten, stervor-
mige dichtingsringen, gesplitste borgringen, vlakke dichtingsringen, enzovoort), moet de bevestiging gebeuren vol-
gens de instructies van de fabrikant van de aardingsinrichting.
OPMERKING
AANSLUITINGEN EN CONNECTOREN
De op REC-panelen gebruikte connectoren staan vermeld in de paneelkenmerken achterin deze handleiding. De IP-classificatie van de
connector is alleen geldig bij correcte aansluiting. Alle connectoren moeten goed vastzitten en elektrisch en mechanisch in orde zijn.
Er moet gebruik worden gemaakt van UV-bestendige kabels en -connectoren die geschikt zijn voor buitengebruik. De doorsnede van
de geleiders moet zo worden gekozen dat gelijkstroomverliezen (spanningsval) tot een minimum beperkt blijven (< 1%).
Neem bij de keuze van kabels alle lokale regelgeving in acht.
• Gebruik voor stringverbindingen koperdraden met een minimale doorsnede van 4 mm
maximale bedrijfstemperatuur van 90 °C.
• Vermijd blootstelling van kabels aan direct zonlicht en permanente spanning.
• Voor een veilige aansluiting tussen panelen en de overige systeemonderdelen moeten de volgende instructies worden
nageleefd om de verbindingen te beschermen tegen de weerselementen.
GEVAAR
CONNECTOREN
Om de compatibiliteit van connectoren te garanderen en het risico op beschadiging van de panelen en andere systeemonderdelen te
beperken staat REC alleen het koppelen van connectoren van dezelfde fabrikant, hetzelfde type en dezelfde systeemspecificaties toe
(gelijkaardige koppeling).
OPMERKING
REC Installation Manual - Module REC Alpha - IEC61215/IEC61730
REC Installation Manual - Module REC Alpha - IEC61215/IEC61730
REC Installation Manual - Module REC Alpha - IEC61215/IEC61730
1-11
1-11
Rev: 7.2024 NL
Ref: PM-IM-23
Ref: PM-IM-23
Ref: PM-IM-23
Rev: 7.2024 NL
Afvoergaten
GR
• Om galvanische corrosie te voorkomen wordt de voorkeur gegeven aan gegalvaniseerde of thermisch verzinkte
bevestigingsmiddelen, maar bevestigingsmiddelen van roestvrij staal zijn evengoed geschikt.
• Negatieve aarding van de panelen is niet vereist door REC.
• Veiligheid staat voorop bij het werken met elektrische connectoren.
• Voer nooit installatiewerkzaamheden uit aan onderdelen die onder spanning of belasting staan.
• Aansluitingen mogen niet worden losgekoppeld terwijl deze onder belasting staan en het systeem moet van de
netstroom worden afgekoppeld vóór het uitvoeren van onderhoud of reparaties.
In sommige landen en/of regio's gelden specifieke regels voor de koppeling van connectoren. Het is de
verantwoordelijkheid van de installateur om ervoor te zorgen dat het systeem aan dergelijke plaatselijke
regelgeving voldoet.
die zijn geïsoleerd voor een
2