1. Laat de geleide plaat zakken door de moeren los te draaien (1) en weer vast te draaien. Zorg
ervoor dat er een minimale ruimte (X) tussen de rotor en de rubber plaat zit, zorg ervoor dat
de rubberplaat de tanden net niet raakt. (Figuur 3)
2. Verdraai de rotor door de hydraulische cilinder (3) te bedienen (Figuur 6), zodat het materiaal
aan de zijkant weggevoerd kan worden.
Wanneer het materiaal aan de rechter kant weggevoerd moet worden verdraai de rotor dan
naar links en zet zijplaat (1) dan maximaal gedraaid naar buiten (Figuur 6). Blokkeer deze
d.m.v. de borg ben en clip.
Wanneer het materiaal aan de linker kant weggevoerd moet worden verdraai de rotor dan
naar rechts en zet zijplaat (2) dan maximaal gedraaid naar buiten (Figuur 6). Blokkeer deze
d.m.v. de borg ben en clip (Figuur 5).
3. Zorg ervoor dat de werkdiepte van de machine zo is ingesteld dat de tanden van de rotor de
grond ongeveer 10-15mm doorsnijden. Om de werkdiepte aan te passen kunnen de wielen (2)
hoger of lager worden versteld. (Figuur 3)
4. Laat de machine zakken, totdat de rotor de grond net niet raakt.
5. Zet de tractor toerental op ca. 1200RPM en schakel de rotor in. Let op dat de draairichting
tegenovergesteld is aan de rijrichting.
6. Breng het toerental van de tractor omhoog naar ca. 2000RPM omw/min. Dit zorgt ervoor dat
het rotor toerental omhoog gaat.
7. Controleer het bewerkte oppervlak. Het oppervlak moet vlak zijn zonder puin of stenen.
8. Om een fijnere afwerking te krijgen kan het nodig zijn om nog langzamer te rijden of de Power
Box Rake hoger op te tillen.
9. Let erop dat de machine steeds dezelfde kant op rijdt. Rij niet heen en weer langs dezelfde
baan, anders worden de stenen en puin niet naar de zijkant van het oppervlak verplaatst.
Dit kan door steeds groter rondjes te rijden.
Of door in het midden van het veld te beginnen en dan heen en weer te rijden, steeds langs
de al bewerkte strook en er altijd voor zorgen dat de machine het materiaal naar buiten kan
werken.
Figuur 6
15