5. AFSTELLEN
5.1
DE HOOGTE EN KANTELING VAN HET BEELD AANPASSEN
De hoogte en kanteling van de projector kunnen worden aangepast met de kantelverstelvoeten en -ring. Zoek de verstelbare voet die u wilt
aanpassen aan de onderkant van de projector.
Draai de voet met de klok mee of tegen de klok in om de projector omhoog of omlaag te brengen.
5.2
DE ZOOM, LENSVERSCHUIVING EN FOCUS AANPASSEN
Om de beeldgrootte aan te passen, draait u de zoomring met de klok mee of tegen de klok in om de geprojecteerde beeldgrootte te vergroten of
te verkleinen.
Om de beeldpositie aan te passen, draait u de lensverschuivingsknop met de klok mee of tegen de klok in om de positie van het geprojecteerde
beeld verticaal aan te passen. (Niet beschikbaar op alle modellen.)
Om de scherpstelling aan te passen, draait u de scherpstelring met de klok mee of tegen de klok in totdat het beeld scherp en leesbaar is.
5.3
AFSTELLEN VAN HET VERTICALE EN HORIZONTALE TRAPEZIUM
Als de ene kant van het beeld korter is dan de andere, bijvoorbeeld de bovenkant is korter dan de onderkant, kunt u de projector verplaatsen of
de trapeziumcorrectie gebruiken.
Om de boven- of onderkant van het beeld (de toonhoogte) aan te passen, zet u de projector lager of hoger. Als dat niet mogelijk is, pas dan het
verticale trapezium aan:
Druk op de knop Menu op het toetsenbord van de projector of op de knop Menu op de afstandsbediening om het OSD-menu te openen.
Selecteer beeld > V Trapezium
Pas de instellingen aan met behulp van de pijltoetsen
Druk op het Terug-symbool of de Enter-knop om een instelling te selecteren.
Druk op het menusymbool of op de knop *Menu * om het OSD-menu te sluiten. Het menu wordt gesloten en de projector slaat automatisch de
nieuwe instellingen op.
screenplay.net | [pagina 27]