Elk alarm wordt geïdentificeerd door:
1) Startdatum en -tijd;
2) Type parameter waarbij de ingestelde drempelwaarden zijn overschreden;
3) Waarde van de parameter die het alarm deed afgaan;
4) Duur van het evenement.
Om eerdere alarmen te bekijken, bladert u door de relevante pagina's met de ◀ en ▶ toetsen.
OPMERKING: Alarmen worden alleen opgeslagen - en dus weergegeven - aan het einde van de
gebeurtenis, d.w.z. wanneer de parameter in kwestie weer binnen de ingestelde waarden valt.
5.2.10
Transiënten Menu
x 3"
Dit menu kan worden gebruikt om tijdelijke signaalspecifieke verschijnselen en variaties vast te
leggen en te analyseren, zoals:
1) Snelle voorbijgaande gebeurtenissen
2) Inschakelstromen
3) Oscillo maatregelen
5.2.10.1 Transiënten Setup
Op deze pagina kan de gebruiker de drempels instellen die het instrument zal gebruiken om de
transiënte gebeurtenis te identificeren (d.w.z. de ogenblikkelijke deining of de piekoverstroom).
Herzieningsdatum:
10/06/2019
NanoVIP® CUBE WFTM -
Gebruikershandleiding
1
2
3
Pag. 63