Klokthermostaat met ontvanger verbinden
2 x op > drukken en met > naar Instellingen gaan. Het
symbool
knippert.
Met + bevestigen. Het verschijnt
U moet nog steeds uw 4-cijferige pincode invoeren en
bevestigen met >.
Druk meerdere malen op > en u komt bij
bevestigen.
Het radiografiesymbool
de ontvanger verbonden.
L Voordat u de codering uitvoert, moeten de ontvangers zijn
gemonteerd, aangesloten en de antenne afgesteld (zie
hieronder).
Bereiktest bij de klokthermostaat
U kunt het bereik van de HF-zender testen, waarbij het appa-
raat permanent zendt.
Met + of – Radiografie selecteren
Met + bevestigen. Nu verschijnt Off en 1.
Met > 2 (voor bereiktest) selecteren.
Met + bevestigen. De procedure start. Tijdens het zenden
worden achtereenvolgens 4 strepen weergegeven.
Nu zendt de klokthermostaat gedurende 15 min. om de 3 s
een signaal. De regelweergave op de ontvanger en de status-
weergave van het kanaal branden in dit ritme. Tijdens de
testfase kunnen de locatie van de thermostaat en de ont-
vangstkwaliteit worden geoptimaliseerd. De relais worden niet
geschakeld.
Zet de klokthermostaat in de gewenste woonruimite.
De ontvangst is optimaal wanneer alle LED's bij de zend-
overdracht branden. Ten minste één groene LED moet gaan
branden.
Bereiktest beëindigen
Met + of – het zenden beëindigen. Op het display ver-
schijnt opnieuw Off.
Met > gaat men weer naar het menu Radiografie
Klokthermostaat met ontvanger coderen
Nadat u de antenne van de ontvanger hebt afgesteld, kunt u
de verbinding met de ontvangers opnieuw inleren. Tijdens het
inleren verschijnen achtereenvolgens 4 strepen op het display.
Met + of – Radiografie selecteren
Met + bevestigen. Nu verschijnt Off en 1.
Met + bevestigen. De procedure start. Tijdens het zenden
worden achtereenvolgens 4 strepen weergegeven.
Antenne van de ontvanger afstellen
L Antenne niet naast water- of elektriciteitsleidingen
aanleggen.
, bevestig met >.
, met +
knippert en het kanaal wordt met
.
→
.
→
Ontvanger op bedrijfsspanning aansluiten.
Antenne verticaal afstellen.
Indien storingen optreden (meerdere LED's branden), moet
de antenne zo worden afgesteld dat zoveel mogelijk LED's
branden.
Codering van kanaal C1 (bv. ruimte 1)
L Wis de oude codering voordat u een apparaat opnieuw
codeert!
L De kanalen op de ontvanger moeten uit zijn, d.w.z. de
bijbehorende LED mag niet branden.
Toets C1 op de ontvanger 5-8 s indrukken.
▻ De LED van C1 knippert 5 s. Binnen deze tijd moet de
codering worden uitgevoerd met de klokthermostaat
door op + te drukken.
Codering wissen
Toets C1 op de ontvanger ca. 10 s indrukken.
▻ De LED van C1 brandt en gaat na 3 s uit.
Reactie bij storing
L Omdat radiografische signalen elektromagnetische golven
zijn, wordt het signaal van de zender naar de ontvanger
gedempt (zog. bereiksbeperking). Er zijn ook nog andere
storende factoren zoals metalen delen in wanden, metaal-
folie als isolatiemateriaal etc. Daarbij wordt een zog.
radioschaduw.
Korte functiestoring
De schakeltoestand van het relais wordt niet beïnvloed omdat
de schakelopdrachten meerdere keren worden gezonden.
Zenderuitval
De ontvanger schakelt na twee uur over in de noodmodus;
het relais wordt cyclisch 2 min in- en 8 min uitgeschakeld.
Netuitval
De relais gaan in een ruststand. De laatste schakeltoestand
blijft opgeslagen en wordt bij terugkeer van de netspanning
hersteld. Na ca. 30 min schakelen de relais over naar hun
juiste schakeltoestand.
.
11. Verhelpen van storingen
Storing
Viercijferige PIN
(wachtwoord) vergeten
Geen Bluetooth-ver-
binding met het
apparaat
De verwarming wordt
niet op de gewenste
tijd ingeschakeld.
Oplossing
U kunt een reset van het apparaat afdwingen
(druk ca. 30 s op +). Daarna is de apparaat-PIN
5 min op 0000 ingesteld. In die tijd kunt u het
wachtwoord wijzigen. Na deze 5 min. is het oude
wachtwoord of het nieuw ingevoerde wachtwoord
actief.
Zorg dat het apparaat in de verbindingsmodus
staat (alleen bij de eerste keer dat u verbinding
maakt, zie Pagina 7), binnen bereik is en dat
op uw mobiele apparaat Bluetooth geactiveerd is.
Als het probleem blijft bestaan, schakelt u
Bluetooth op uw mobiele apparaat uit en weer in.
Zijn de problemen dan nog niet opgelost, dan
moet u uw mobiele apparaat opnieuw starten.
Controleer welk programma actief is (P1, P2 of P3)
(datum en tijd van het apparaat, in- en uitschakel-
tijden correct ingevoerd, zie Pagina 8).
Controleer de instelling van uw regelaar (hysterese-
regelaar, pulsduurregelaar, zie Pagina 5). Of con-
troleer de optimalisatiefunctie (zie Pagina 10).
12