Overige Externe Componenten
3
Selecteer de in te stellen uitzichtcamera.
1
1
Beeld van uitzichtcamera
Toont het beeld van de camera die
is aangesloten op de in te stellen
ingangsaansluiting. (P.81)
2
[Front]
Wijs de voorste positie toe aan de
weergavecamera die is aangesloten op de
geselecteerde ingangsaansluiting.
3
[Dashboard Camera]
Wijs de positie van de dashboardcamera
toe aan de camera die is aangesloten op de
geselecteerde ingangsaansluiting.
4
[Right]
Wijs de rechter positie toe aan de
weergavecamera die is aangesloten op de
geselecteerde ingangsaansluiting.
5
[Left]
Wijs de linker positie toe aan de
weergavecamera die is aangesloten op de
geselecteerde ingangsaansluiting.
6
[None]
Wijs geen positie toe aan de
weergavecamera die is aangesloten op de
geselecteerde ingangsaansluiting.
4
Raak [Enter] aan.
OPMERKING
• De schermafbeelding is voor het instelscherm
[FRONT VIEW CAMERA / DASH CAM]. Dit kan
verschillen van die voor [3rd VIEW CAMERA]
en [AV-IN].
• De dashboardcamera kan worden geselecteerd
wanneer deze is aangesloten. (P.81)
54
4
2
3
5
6
Ñ
Aanpassen van de
parkeerrichtlijnen
OPMERKING
• Installeer de achteruitkijkcamera in de juiste
positie volgens de gebruiksaanwijzing geleverd
bij de achteruitkijkcamera.
• Zorg er bij het aanpassen van de
parkeerrichtlijnen voor dat u de parkeerrem
gebruikt om te voorkomen dat de auto beweegt.
1
Raak [Parking Guidelines] aan in het
scherm Camera en stel in op [ON]. (P.52)
2
Raak [Guidelines SETUP] aan op het
Camerascherm.
3
Pas de parkeerrichtlijnen aan door het
selecteren van de
4
Afstellen van de positie van de
geselecteerde -markering.
C
Zorg ervoor dat de lijnen A en B
horizontaal parallel zijn en dat lijnen C en
D dezelfde lengte hebben.
OPMERKING
• Raak [Initialise] aan en raak daarna [Yes] aan
om alle
markeringen in te stellen op hun
oorspronkelijke standaardpositie.
-markering.
A
D
B