14-11 Laad de accu op bij een
omgevingstemperatuur tussen 5°C
(41°F) en 40°C (104°F).
14-12 Gebruik de oplader niet continu.
Geef de oplader tussen oplaadbeurten
15 minuten pauze; dit voorkomt
functionele storingen.
14-13 Laat niets de ventilatiegaten of de
accuhouder blokkeren; dit kan
leiden tot stroomschokken of
functionele storingen.
Zorg ervoor dat de oplader tijdens het
gebruik vrij is van stof of andere
voorwerpen.
14-14 Ga voorzichtig met het stroomsnoer
om.
Draag de oplader niet aan het
stroomsnoer. Trek niet aan het
stroomsnoer om de stekker uit een
stopcontact te trekken: hierdoor kunnen
de stroomaders breken of kan
kortsluiting ontstaan. Laat het
stroomsnoer niet in contact komen met
scherpe gereedschappen, hete stoffen,
olie of vet. Zorg ervoor dat een
beschadigd stroomsnoer wordt
gerepareerd of vervangen.
14-15 Probeer geen niet-oplaadbare accu's
of batterijen op te laden met deze
oplader.
14-16 Deze oplader is niet bedoeld voor
gebruik zonder toezicht door
kinderen of personen met een
beperking.
14-17 Zorg ervoor dat kinderen niet met de
oplader spelen: houd toezicht op
hen.
14-18 Plaats een beschermkap (Fig. 2.o)
op de contactpunten (Fig. 2.p) van
de accu.
Verwijder de beschermkap (Fig. 7), als
de accu in gebruik is. Plaats een
beschermkap op de contactpunten van
de accu als deze niet wordt gebruikt; dit
voorkomt kortsluiting. Een
beschermkap wordt gebruikt om
kortsluiting te voorkomen.
14-19 Zorg ervoor dat de contactpunten
(metaal) van de accu niet kortsluiten.
Kortsluiting van de contactpunten laat
een sterke stroom ontstaan, waardoor
de accu oververhit en beschadigd kan
raken.
14-20 Bewaar het apparaat tijdens de
zomer niet in een voertuig of in direct
zonlicht. Opslag bij hoge
temperaturen kan de accu doen
verslechteren.
14-21 Sla niet een volledig ontladen accu
op. Als u een volledig ontladen accu
van het apparaat verwijdert en
langere tijd niet gebruikt, kan dit de
accu beschadigen. Laad de accu
direct na het ontladen weer op.
15. DRAAG VEILIGHEIDSHANDSCHOENEN
TIJDENS HET GEBRUIK VAN HET
APPARAAT
De afgeknipte binddraad heeft scherpe
randen. Zorg ervoor dat u deze niet aanraakt:
zij kunnen ernstig letsel veroorzaken. Dit
apparaat heeft ronddraaiende onderdelen.
Draag altijd veiligheidshandschoenen bij
gebruik van het apparaat om een ongeval te
voorkomen.
16. VOORAFGAAND AAN GEBRUIK
(Fig. 4 en 5) Controleer of de beveiligingen
naar behoren werken. Als dit niet het geval
is, gebruik het apparaat dan niet.
13