Portretmodus
.
In de portretmodus wordt de camera ingesteld om
automatisch de belichting in te stellen voor het nemen van
realistische huidtinten.
1. Draai de modusdraaiknop om Portretmodus te selecteren
(
. ).
2. Eenmaal in deze modus, kunt u andere functies gebruiken,
zoals fotostabilisatie, gezichtsdetectie en glimlachdetectie.
Autoprogrammabelichting
Bij het selecteren van de P (Autoprogrammabelichting) modus,
kunt u de gecombineerde waarde van de BW-waarde, de
sluitersnelheid en het diafragma instellen. De weergave op
het LCD-scherm wordt op onderstaande afbeelding getoond:
1.
Stel de modusschijf bovenin de camera in op P en
druk op de
knop om het instellingenmenu voor de
Automatische Programmabelichting in te gaan.
2.
Druk op de Links/Rechts knop voor het selecteren van de
BW, sluitersnelheid en opening van het te nemen tafereel.
P
.
39 39