INSTALLATIE HANDLEIDING NX-DRAADLOOS
7.2 Montage van de detector
De detector kan op 3 manieren gemonteerd worden, plat, onder
een hoek en in een hoek.(zie fig.8)
Monteer een detector met een standaard lens "onder een hoek "
en een detector met een pet alley lens plat tegen de muur.
Volg de volgende stappen bij het monteren:
1. Verwijder de achterkant door de knop aan de bovenkant van
de detector in te drukken en de achterkant van de detector af
te halen..
2. Druk de montagegaten uit welke van toepassing zijn (zie
fig.9). Gebruik de onderste gaten of hoekmontagegaten voor
de standaard lens
3. Als er muur sabotage gewenst is dan dient het muur
sabotage uitdrukgat verwijderd te worden.
4. Monteer de achterkant en plaats de melder erin.
Figuur 10
7.3 Instellen van de gevoeligheid
De PIR is vanuit de fabriek op standaard ingesteld. Dit is voor de meeste situaties de beste instelling. Hoge
gevoeligheid dient alleen gebruikt te worden in zeer stille ruimten waar geen warmte wijzigingen worden
verwacht. De instelling jumper bevindt zich aan de rechterkant van de PIR bij de batterij (zie fig.10). Als er
geen jumper geplaatst is dan is de instelling ook standaard.
7.4 Looptest
De looptest dient altijd uitgevoerd te worden om te controleren of het af te dekken gebied geheel wordt
afgedekt. Om de looptest te activeren dient de sensor van de montage achterkant gehaald te worden en dan
weer terug. Hierdoor wordt de 60 seconden looptest stand geactiveerd. Loop door het detectiegebied en
iedere activering wordt weergegeven door de LED. Iedere activering verlengt de looptest met 60 seconden.
Als de 60 seconden verlopen zijn zal de LED niet meer aan gaan bij activering.
Attentie : Als de loopteststand beëindigd is zal een alarm pas na 3 minuten vanaf het vorige alarm
doorgegeven worden
7.5 Specificaties
Frequentie
Voeding
Werktemperatuur
Afmetingen
NP0097.2
Figuur 9
:
433MHz
:
2AA alkaline batterijen levensduur 3 -4 jaar
:
0 °C tot 50 °C
:
730 x 600 x 475 mm
3-09-2001
Figuur 8
NetworX
Figuur 11
10