MOTORSPANNING EN -STROOM
Controleer de spanning en het amperage op de drie ventilator- en pompmotorvoeten. De stroom mag het
nominale motorvermogen niet overschrijden.
Als de motor als kit met het toestel wordt opgeslagen, moet u de motorisolatie controleren met een isolatietester
alvorens de motor opnieuw te starten.
1. Isolatieweerstandstest – de minimumwaarde bedraagt 1 megohm (1 miljoen ohm).
2. Controleer de continuïteit van eventueel gemonteerde thermistoren altijd met een multimeter, maar nooit
met een Megohmmeter.
3. Zorg dat de nominale voedingsspanning en frequentie overeenkomen met de gegevens op het typeplaatje.
4. Zorg dat de as vrij loopt.
5. Bedraad de in overeenstemming met het bedradingsschema zoals vermeld op het typeplaatje en/of in de
klemmenkast van de motor.
6. Zet het toestel aan en ga na of de opgenomen stroom niet groter is dan de gegevens op het typeplaatje.
Als de motor wordt opgeslagen, doe het dan in een zuivere, droge ruimte en breng de motoras periodiek
in beweging door eraan te draaien. De opslagruimte moet trilvrij zijn.
Snel aan-/uitschakelen van de ventilatormotoren kan tot oververhitting van de ventilatormotoren
Stel de bedieningselementen bij voorkeur in op maximaal 6 aan-/uitschakelcycli per uur.
De volgende modellen hebben enkel één bovensectie en één of twee ventilatormotoren.
-
VXC 357-454, VXC 495-516, VXC 562-680, VXC 715-804
-
Regeling ventilatorwerking enkel door in- en uitschakeling.
-
Bij deze toestellen moeten alle ventilatoren gelijktijdig werken.
De volgende modellen hebben twee bovensecties en één of twee ventilatormotoren per bovensectie.
-
VXC 714-908, VXC 990-1032, VXC 1124-1360, VXC 1430-1608
-
Regeling ventilatorwerking enkel door in- en uitschakeling.
-
Bij deze toestellen moeten alle ventilatoren per bovensectie gelijktijdig werken.
ABNORMAAL GELUID EN TRILLINGEN
Abnormaal lawaai en/of overmatige trillingen kunnen te wijten zijn aan storingen van mechanische onderdelen
of bedieningsproblemen (bv. ongewenste ijsvorming). Indien dit gebeurt, is een grondige inspectie van heel het
toestel nodig gevolgd door onmiddelijke corrigerende maatregelen. Raadpleeg zo nodig uw lokale BAC-
vertegenwoordiger voor bijstand.
Inspecties en corrigerende maatregelen
ALGEMENE TOESTAND VAN DE APPARATUUR
Inspecteer de volgende punten:
•
beschadiging van corrosiebescherming
•
sporen van ketelsteenvorming of corrosie
•
afzetting van vuil en afval
•
aanwezigheid van biofilm
26
W W W . B A L T I M O R E A I R C O I L . C O M
WAARSCHUWING
leiden.