2. INSTALLATIE
Stap 1: Kies een locatie
Het apparaat moet zich bevinden:
• Binnen de beschermde zone (maar niet in een in- of uitgangszone).
• Idealiter meer dan 2 meter van de bodem.
• Uit het zicht van potentiële indringers.
• Op een muur of ander vlak oppervlak om pogingen tot sabotage van achteren te voorkomen.
Stap 2: Bekabeling installeren
Opmerking:
• Voordat u bedrading aanbrengt, moet u alle stroom naar de besturingseenheid, inclusief de
accu, uitschakelen.
• In het algemeen heeft de uitbreiding 7/0,2 niet-afgeschermde 4-aderige alarmkabel nodig.
Afgeschermde kabel kan nodig zijn als de locatie veel signaalinterferentie vertoont.
• Indien afgeschermde kabels nodig zijn, gebruik dan afgeschermde twisted-pair-kabel met een
karakteristieke impedantie van 100-120 Ohm, bijvoorbeeld kabels ontworpen voor RS485.
• Houd de buskabel gescheiden van andere bedrading.
• Raadpleeg de installatiehandleiding van de besturingseenheid voor alle details over de
bedrading.
Stap 3: Monteer de achterplaat
1. Draai de twee schroeven van het voordeksel los en til het deksel eraf.
2. Plaats de achterplaat tegen de muur en lijn hem verticaal uit. Gebruik de achterplaat als
boorsjabloon en markeer de drie bevestigingspunten.
3. Boor de gaten in de muur voor de diameter van de pluggen. Plaats de meegeleverde pluggen in de
gaten.
4. Steek de meegeleverde schroeven door de bevestigingsgaten van de achterplaat. Draai de schroeven
in de pluggen. Draai de schroeven nog niet vast. Lijn de achterplaat nogmaals verticaal uit. Draai nu
de schroeven vast.
Installatie
9