1. Steek de DC-connector in de aansluiting van het apparaat.
2. Steek de stekker in het stopcontact.
3. Het apparaat wordt direct onder spanning gezet.
4. Wacht tot de binnentemperatuur op het basisstation wordt weergegeven.
INSTRUCTIE! Voor permanent gebruik is het aan te bevelen om de stroomvoorziening op het
stroomnet aan te sluiten. Als alternatief is ook een voeding met batterijen mogelijk. Ga als
volgt te werk:
5. Verwijder het deksel van het batterijcompartiment.
6. Plaats de batterijen in het batterijvak. Controleer of de polariteit (+/-) van de batterij correct is.
7. Plaats het deksel van het batterijcompartiment terug.
8. Wacht tot de binnentemperatuur op het basisstation wordt weergegeven.
INSTRUCTIE! Bij het overschakelen van netvoeding naar batterijvoeding of omgekeerd
wordt de voeding om technische redenen tijdelijk uitgeschakeld. Hierbij worden alle eerder
gemaakte instellingen gewist.
Remote sensor
9. Draai de schroef aan het deksel van het batterijvakje los met een kleine Philips-schroevendraaier
en verwijder het deksel.
INSTRUCTIE! Zorg ervoor dat u de dunne afdichtingsring niet verliest wanneer u het deksel
van het batterijcompartiment verwijdert. Het is een belangrijke bescherming tegen het bin-
nendringen van water en kleeft vaak aan het deksel van het batterijcompartiment.
10. Plaats de batterijen in het batterijvak. Controleer of de polariteit (+/-) van de batterij correct is.
11. Druk op de RESET-knop. De functie-indicator licht even op.
12. Plaats de afdichtring terug op de rand van het batterijvak.
13. Plaats het deksel terug en draai het vast met de schroef.
8 Bevestigen van rubberen voeringen
Bevestig de meegeleverde zelfklevende rubberen kussentjes zoals afgebeeld op de klemmen om een
stevigere bevestiging van de bevestigingsstang te garanderen.
9 Montage en installatie van de
multifunctionele draadloze sensor
Afhankelijk van de gewenste locatie kan de draadloze sensor op twee verschillende manieren worden
geïnstalleerd.
INSTRUCTIE! Zorg er tijdens de montage voor, dat het bovenste deel van de windvaan zich mi-
nimaal 1,5 meter boven de grond bevindt. Gebruik het waterpas in de sensorkop om een water-
pasinstallatie te garanderen. De windvaan moet naar het Noorden wijzen.
11 / 28