*
* Aardingspunt voor aansluiting
op het aardingssysteem
6
5. Elektrische installatie
a. Voeding
Bedradingsschema (versiespecifiek)
O
De terminal MOET EERST op de
basis worden gemonteerd als
deze wordt gebruikt met
bevestiging van de vectorkast.
De equipotentiaalverbinding
moet tot stand worden gebracht
tussen de terminal, de voet en
de basis.
Voedingsklemmenblok (230 V/32 A) voor starre kabel van max. 10 mm².
Regelingsklemmenblokken van zenderspoelen voor starre kabel van
max. 1,5 mm².
Voedingsklemmenblok (230 V) van de controller voor starre kabel van
max. 1,5 mm².
Stroomopwaartse beveiliging voor controllervoeding: Stroomonderbreker
16 A, C-curve
b. Maximale vermogensbelasting
De maximale vermogensbelasting wordt bepaald met behulp van het
encoderwiel dat naar de gewenste stroomsterkte kan worden gedraaid.
Als het ledlampje continu rood brandt, schakelt u de voeding uit, wacht u
15 seconden en wijzigt u vervolgens de stand van het encoderwiel naar een
toegestane drempelwaarde.
Schakel vervolgens de terminal in: er moet een groen lampje branden.
Maximale
laadsnelheid
6 A
10 A
13 A
16 A
20 A
25 A
32 A
40 A
50 A
63 A
6LE002958D
7
N
L1 L2 L3
-X0.1
N LST
-X0
Driefase-
MZ203 triggercircuit-
Controller-
voeding 1
aansluiting
voeding
(-X1/-X2)
(-X1)
Station met 3 fasen
Station met 1 fase
Niet geautoriseerd door ZE
Niet geautoriseerd door ZE
Ready 1.2
Ready 1.2
Verboden voor de elektrische veiligheid van de
aansluitingen
L
-X0.3
N LST
-X3/4
N
L1 L2 L3
N
MZ203 triggercircuit-
Driefase-
aansluiting
voeding 2
(-X3)
(-X3/-X4)
y
o
PEN
6LE002958D