Koppelingshendel (A, figuur 1)
Deze hendel zorgt ervoor dat de
motorkracht wordt overgebracht
naar de versnellingsbak. Knijp de
hendel samen met het stuur en
de machine staat in "rijstand".
Laat de hendel los en de
machine staat in "stopstand".
De hendel is verbonden met de
rem. Wanneer de hendel in de
"stop" positie staat zal
automatisch de rem worden
ingeschakeld.
Schakelhendel (F, figuur 1)
Met deze hendel regelt u de snelheid van de machine. Er zijn twee posities voor voorwaarts rijden ("1" &
''2") en eentje voor achteruit ("R'). Voordat u schakelt, zet u de koppelingshendel in de "stop" positie en
stopt u de machine.
Stuurhendels (C, figuur 1)
Met deze hendels kunt u de richting van de machine wijzigen. Duw de linker hendel in om naar links te
draaien en de rechterhendel om naar rechts te draaien. Wanneer u beide hendels tegelijkertijd induwt
zal de machine meteen stoppen.
Gebruik de stuurhendels alleen bij een lage snelheid zodat de machine niet te snel draait. Dit is
erg gevaarlijk.
AAN/UIT knop (D, Figuur 1)
Draai de knop op « AAN » om de motor te starten. Draai de knop naar « UIT » om de motor te stoppen.
Kiephendel (G, Figuur 1)
U heeft deze nodig bij het kiepen van de laadbak. Duw de hendel in
en til hem omhoog.
Chokehendel (E, Figuur 1)
Trek de chokeknop omhoog om de motor te starten wanneer deze
koud is. Duw de chokeknop omlaag als de motor is gestart.
Gashendel (Figuur 3)
Hiermee past u de rotatie van de motor aan.
© SAT – 09/2006
BEDIENINGEN
Zet de hendel nergens mee vast! Dit is erg gevaarlijk.
Schakel uitsluitend wanneer de machine stilstaat.
Figuur 1
WAARSCHUWING
.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
10
G G G G
Figuur 3