Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Lennox eNeRGy Handleiding Voor Installatie, Bediening En Onderhoud pagina 70

Inhoudsopgave

Advertenties

GASBRANDER
Onderhoudswerkzaamheden
We raden u aan om een aantal punten elk jaar te controleren voordat de unit voor het seizoen wordt
gebruikt, zodat de machine in goede staat blijft en de verwarming een lange levensduur heeft:
1. controleer de staat van de startelektrodes, de detectie-elektrodes en de waakvlam;
2. controleer de staat van de kanalen van de rookuitlaat, de luchtinlaat en de uiteinden/aansluitingen;
3. controleer de staat van de venturi;
4. controleer de warmtewisselaar en de brander, en maak ze schoon;
5. controleer en reinig de waterafsluiter
6.
controleer de inlaatdruk aan de gasafsluiter;
7. controleer de werking van de apparatuur die de vlam bewaakt;
8. controleer de veiligheidsthermosta(a)t(en);
9. controleer de ionisatiestroom.
OPMERKING: De werkzaamheden beschreven in de punten 1, 2, 3, 4 en 5 moeten worden
uitgevoerd nadat de verwarmer werd losgekoppeld van het stroomnet en na de gasinlaat te hebben
gesloten. De werkzaamheden uit punten 6, 7, 8 en 9 moeten worden uitgevoerd met ingeschakelde
verwarming.
1) De elektrodes controleren
Demonteer de volledige waakvlam, en reinig het filter en het mondstuk met perslucht. Controleer
of de keramiek niet beschadigd is en schuur oxidatie op de metalen onderdelen van de elektrodes
weg met schuurpapier. Controleer of de elektrodes goed zijn geplaatst (zie het schema hieronder).
Het is belangrijk dat de detectie-elektrode tangentieel op de kop van de waakvlam zit en niet erin.
De startelektrode moet vonken naar het filter van de waakvlambrander geven.
2) De kanalen van de rookuitlaat en luchtinlaat controleren
Controleer de staat van de kanalen waar mogelijk visueel of controleer met specifieke gereedschappen.
Verwijder het stof dat zich op het uiteinde van de luchtinlaat ophoopt.
3) De venturi controleren en reinigen
Verwijder met een borstel al het vuil bij de mond van de venturi en let er hierbij op dat er geen stof in het onderdeel terechtkomt.
4) De warmtewisselaar en de brander controleren en reinigen
Bij een slechte verbranding ontstaat stof, waardoor de verbranding in de PCH-verwarmingen niet meer optimaal is. Daarom wordt
er geadviseerd om de warmtewisselaar en de brander niet te reinigen, tenzij er goede reden is om het toch te doen.
Ophoping van stof in de warmtewisselaar kan worden aangegeven door een meetbare verandering in de gascapaciteit, die niet door
een verkeerde werking van de gasafsluiter wordt veroorzaakt.
Wanneer blijkt dat de brander en/of de warmtewisselaar toch moeten worden gereinigd, moeten alle pakkingen tussen de brander
en de warmtewisselaar worden vervangen.
5) De waterafsluiter controleren en reinigen
Maak de afsluiter één keer per jaar schoon. Zorg er hierbij voor dat er geen metaalresten achterblijven. Wanneer er metaalresten
ontstaan, controleer dan vaker.
6) De inlaatgasdruk controleren
Controleer of de inlaatdruk aan de afsluiter overeenkomt met de waarde die voor het gebruikte soort gas nodig is.
Deze controle moet worden uitgevoerd met de verwarming op de maximale verwarmingscapaciteit.
7) De inrichting die de vlam bewaakt controleren
Met de verwarmer in bedrijf sluit de gaskraan en controleer of de machine blokkeert: kijk hiervoor of code F10 op het lcd-scherm
op de CPU-printplaat op de machine verschijnt. Open de gaskraan weer, reset het blok en wacht totdat de verwarming weer start.
8) De veiligheidsthermosta(a)t(en) en luchtdrukmanometers controleren
Deze controle moet worden uitgevoerd met de verwarmer in bedrijf en de brander aan. Open de thermosta(a)t(en) met een geïsoleerde
gereedschap [230 V], verwijder de snelle bevestiging van de veiligheidsthermostaat en wacht tot het bloksignaal F20 op het lcd-scherm
op de procedure van de CPU op de machine verschijnt. Sluit opnieuw de thermosta(a)t(en) en reset vervolgens het blok.
9) Controleer de ionisatiestroom.
Deze procedure kan rechtstreeks vanaf het LCD-scherm worden uitgevoerd door naar het I/O-menu te gaan. De IOn-parameter geeft
de waarde van de ionisatiestroom weer, en er staat het volgende te lezen:
100, geeft aan dat de waarde meer dan 2 microampère bedraagt, wat meer of genoeg is om het toestel te doen werken.
Van 0 tot 100, geeft aan dat de waarde tussen 0 en 2 microampère ligt; voorbeeld: 35 stemt overeen met 0,7 microampère,
wat de minimum detecteerbare drempelwaarde is voor de inrichting die de vlam bewaakt.
De waarde van de ionisatiestroom mag niet kleiner zijn dan 2 microampère. Lagere waarden duiden op een slecht geplaatste detectie-
elektrode, corrosie op de elektrode of dat de unit weldra zal stoppen te werken
eNeRGy-IOM-2023.05-NL
Controleer of de startelektrode
Houd de detectie-
vonken doet overslaan
elektrode tangentieel
op de buitenste rand
op de waakvlambrander.
van de waakvlambrander.
70

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Energy+E-energy

Inhoudsopgave