inhouden. Gekoppelde rookmelders: wanneer één melder
rook detecteert, gaan alle doorgekoppelde melders af (zie
punt 4).
Tip: het is te overwegen een rookmelder te installeren in
elke kamer waar de bewoner niet bij machte is adequaat
op een beginnende brand te reageren zoals ouderen, zieke
mensen of kleine kinderen. Voor maximale beveiliging
kunt u een rookmelder in alle kamers installeren waar
mogelijk een brand kan uitbreken (uitgezonderd op "te
vermijden plaatsen", zie punt 2b). En zorg er dan voor dat
ze allemaal zijn doorgekoppeld (bedraad of draadloos). De
woonkamer is de meest waarschijnlijke plaats waar in de
nacht een brand kan uitbreken gevolgd door de keuken en
de slaapkamer.
2a) AANBEVOLEN PLAATSEN
Plafondmontage
Hete rook stijgt en verspreidt zich, daarom is een centrale
plaats in een ruimte aan het plafond de beste positie. In
hoeken is de lucht meestal stilstaand waardoor de rook
de rookmelder moeilijk kan bereiken. Om die reden mag
een rookmelder nooit in een hoek of aan de wand worden
geïnstalleerd. Monteer de melder tenminste 50 cm uit de
hoek en wanden. Monteer de rookmelder bij voorkeur
op de centraaldoos in het plafond. Wanneer daar een
lampaansluiting gepland is (of andere decoratieve objecten)
dan moet de rookmelder horizontaal gezien minstens 50 cm
vanaf de lamp aan het plafond gemonteerd worden.
DODE LUCHT
PLEKKEN
Bij schuine plafonds
Op plekken met een schuin of puntdak plafond dient u
de melder tussen 30 en 60 cm onder het hoogste punt
horizontaal te monteren (dakhelling vanaf 15˚). Stilstaande
lucht in de nok (warmtelaag) kan voorkomen dat rook de
melder bereikt.
IDEAAL IN HET MIDDEN
VAN HET PLAFOND
Altijd 50cm
uit de hoek
Figuur 3
4