Productbeschrijving: Algemene beschrijving
Ventilatorregeling
Wanneer de ontvochtiger wordt opgestart door de hygrostaat, wordt/worden de ventila-
tor(en) tegelijkertijd met de compressor gestart.
Om de luchtvochtigheidsgraad te controleren, worden de ventilator(en) eenmaal per uur ge-
durende één minuut door de eenheden opgestart (OPMERKING: geldt alleen voor de CDP
40T-50T-70T eenheden):
•
•
Compressorrege-
Om de compressor tegen overbelasting te beschermen, is er een timer die voorkomt dat de
ling
ontvochtiger meer dan 10 keer per uur start. Dit betekent dat er minimaal 6 minuten tussen
elke start zit.
Deze eenheid is uitgerust met een intelligente ontdooiingsstrategie.
Ontdooifunctie
De eenheid bewaakt de temperatuur van de verdamper en als de temperatuur gedurende
een bepaalde tijd onder een bepaalde temperatuur heeft gelegen, schakelt de ontvochtiger
over naar actief ontdooien, stoppen de ventilatoren en gaat de magneetklep open.
Nu kan het hete gas door de verdamper stromen.
Wanneer de verdamper weer op de juiste temperatuur is gekomen, gaat de magneetklep
dicht en wordt de ontvochtiging voortgezet.
Veiligheidscircuit
Als de temperatuur in de ontvochtiger oploopt tot een temperatuur hoger dan 55 °C (bij een
ventilatorstoring of een temperatuur boven de 36 °C van de lucht in de ruimte), stopt de com-
pressor automatisch om te voorkomen dat deze wordt beschadigd. Wanneer de temperatuur
het toelaat, wordt de ontvochtiging voortgezet.
Kabelgroef
(accessoire)
Op de voorkant van de eenheid bevindt zich een led.
Led
Het ledlampje geeft de verschillende modi van de
eenheid aan.
Een beschrijving van de verschillende modi is te vin-
den in hoofdstuk "Ledlampjes en problemen oplos-
sen" op pagina 28.
Als de luchtvochtigheid boven het geselecteerde instelpunt ligt, begint de eenheid met
ontvochtigen.
Als de luchtvochtigheid onder het instelpunt ligt, blijft de eenheid uit en wordt de lucht-
vochtigheidsgraad na één uur weer gecontroleerd.
B
Dankzij twee kabelgroeven voor ac-
cessoires kunnen de kabels van het
A2
bedieningspaneel eenvoudig naar de
voedingsaansluiting en uit de eenheid
worden geleid.
Groef B dient voor een kabel vanaf een
externe RH-sensor. Deze heeft een apar-
te groef nodig om onderlinge storing te
voorkomen.
Alle andere accessoirekabels moeten in
de groef A1-A2 worden geplaatst.
A1
7