Verhitte luchtbevochtiger van Hudson RCI® Neptune®
met ConchaSmart™-technologie en Comfort Flo-
bevochtigingscircuit van 15 mm (REF 2415 & 2416)
INTERFACE VAN DE PATIËNT
Hudson RCI® Trach-Flex™ Plus
tracheostomie-adapter (2415-01)
Hudson RCI® Comfort Flo® Plus-
canule groot (2412-11).
Hudson RCI® Comfort Flo® Plus-
canule medium (2412-12).
Hudson RCI® Comfort Flo® Plus-
canule klein (2412-13).
LET OP: De stroomsnelheden in deze tabel zijn het resultaat van de proefbanktesten van
de MaxVenturi op de aangegeven patiëntcircuits en -interfaces. De werkelijke stromen kunnen
variëren tijdens het klinisch gebruik, afhankelijk van de fysiologie en de ademsnelheid van de
patiënt en andere factoren die opgesomd staan in deel 3.0.
OPMERKING: Voor het Comfort Flo-luchtbevochtigingssysteem wordt er een sectie van een
buis van 22 mm gebruikt om de uitlaat van de MaxVenturi aan te sluiten op de inlaat van de
luchtbevochtigingskamer in plaats van de bijgeleverde overdrukklep.
3.0 FACTOREN DIE ONNAUWKEURIGE
AFLEZINGEN BEÏNVLOEDEN
3.1 Wijzigingen aan de hoogte/druk
Wijzigingen van de hoogte leiden per 76 meter tot een afleesfout van ongeveer
•
1% bij de meting.
Een wijziging van de hoogte die groter is dan 152 meter vereist een nieuwe
•
kalibratie van de sensor.
Dit apparaat compenseert niet automatisch wijzigingen van de barometerdruk
•
of hoogte. Als het apparaat verplaatst is naar een locatie met een andere hoogte,
moet het voor het gebruik opnieuw gekalibreerd worden (raadpleeg deel 2.2).
3.2 Temperatuureffecten
De MaxVenturi zal een juiste aflezing weergeven (binnen ±3%) wanneer hij gebruikt wordt bij
een thermisch evenwicht binnen een bedrijfstemperatuurbereik van 15 °C - 40 °C (59 °F - 104 °F).
Het apparaat moet thermisch stabiel zijn bij de kalibratie en moet thermisch gestabiliseerd
worden na temperatuurwijzigingen, voordat de meting nauwkeurig kan zijn. Daarom is het
volgende aanbevolen:
Voer de kalibratieprocedure uit bij een temperatuur die dicht tegen de
•
temperatuur ligt waarbij het apparaat gebruikt zal worden.
Laat de sensor lang genoeg in evenwicht komen naar een nieuwe
•
omgevingstemperatuur.
AANDACHT: "CAL Err St" kan veroorzaakt zijn door een sensor die het thermisch evenwicht
niet bereikt heeft.
3.3 Vochtigheidseffect
De MaxVenturi mag gebruikt worden in toepassingen waarbij de relatieve vochtigheid van de gas-
monsters in het bereik van 0 tot 95% ligt, niet-condenserend. Er moet echter worden opgemerkt
dat waterdamp zijn eigen druk uitoefent op dezelfde manier waarop zuurstof dat doet in een
gasmonsterstroom.
Als de analysator bijvoorbeeld gekalibreerd is in droog gas en het gas vervolgens bevochtigd wordt,
zal de aflezing op de analysator lichtjes lager liggen dan de vorige aflezing. Dit komt door de verdun-
ning van de zuurstof in het gasmonster door de waterdamp.
Bovendien kunnen gasstromen met een hoge vochtigheid condenseren op de sensor. De con-
densatie op de sensor kan uiteindelijk de prestatie beïnvloeden. Wegens deze reden is het
NEDERLANDS
A
B
C
D
E
7
19
29
38
46
7
17
26
34
41
7
17
26
34
41
6
16
25
32
39
aanbevolen de MaxVenturi zo te monteren dat de sensor zich in een verticale positie bevindt en
naar omlaag gekeerd is om te vermijden dat er condensaat stroomt op het detectieoppervlak.
4.0 KALIBRATIEFOUTEN EN
F
FOUTCODES
De analysator heeft een ingebouwde zelftestfunctie in de software om foute kalibraties, sto-
54
ringen aan de zuurstofsensor en een lage batterijspanning te detecteren. De testen en acties
die moeten worden ondernomen als er zich fouten voordoen:
49
E02: GEEN SENSOR BEVESTIGD
Maak de sensor los en koppel hem opnieuw vast en zorg ervoor dat de mannelijke
•
48
stekker volledig ingevoerd is in de houder. De analysator zou nu een nieuwe
kalibratie moeten uitvoeren en de fout zou opgelost moeten zijn.
46
Als de fout zich nog altijd voordoet, verwijder dan de batterijen, wacht 30 seconden
•
en installeer de batterijen dan opnieuw om een fabrieksreset en een diagnose
van de analysator uit te voeren. De analysator zou opnieuw een nieuwe kalibratie
moeten uitvoeren en de fout zou opgelost moeten zijn.
Neem contact op met de klantenserviceafdeling van Maxtec als de fout niet
•
opgelost geraakt.
E03: GEEN GELDIGE KALIBRATIEGEGEVENS BESCHIKBAAR
Controleer of de unit een thermisch evenwicht bereikt heeft.
•
Voer de kalibratie uit zoals er beschreven wordt in deze handleiding.
•
E04: DE SPANNING VAN DE BATTERIJ LIGT LAGER DAN DE MINIMALE BEDRIJFSSPANNING
Vervang de batterijen.
•
CAL ERR ST: AFLEZING OP DE O2-SENSOR IS NIET STABIEL
Wacht totdat de weergegeven zuurstofmeting stabiel is, wanneer u het apparaat
•
kalibreert naar 100% zuurstof.
Wacht totdat de unit een thermisch evenwicht bereikt. OPMERKING: Dit kan tot een
•
half uur kan duren als het apparaat opgeborgen is bij een temperatuur die buiten
het gespecificeerd temperatuurbereik ligt.
CAL ERR LO: SENSORSPANNING TE LAAG
Voer de kalibratieroutine opnieuw uit zoals beschreven in deze handleiding. Als
•
deze fout zich meer dan drie (3) keer voordoet, neem dan contact op met de
klantenservice van Maxtec.
CAL ERR HI: SENSORSPANNING TE HOOG
Voer de kalibratieroutine opnieuw uit zoals beschreven in deze handleiding. Als
•
deze fout zich meer dan drie (3) keer voordoet, neem dan contact op met de
klantenservice van Maxtec.
CAL ERR BAT: BATTERIJSPANNING IS TE LAAG OM EEN NIEUWE KALIBRATIE UIT TE VOEREN
Vervang de batterijen.
•
5.0 DE ZUURSTOFSENSOR
VERVANGEN
1
Schakel de analysator uit.
OPMERKING: Volg om een nieuwe sensor te installeren de procedure voor de installatie van
een nieuwe sensor in deel 2.1.
38
2
3
Koppel de sensor los van de
Verwijder de sensor uit
sensorkabel.
de sensorpoort. Werp de
sensor weg volgens de
lokale richtlijnen.
WWW.MAXTEC.COM • (800) 748-5355