5
5.
Trek de plank een paar centimeter uit de container (afb. 5).
6.
Sluit de draden aan op de klemmen, zie het schema in afb.
8 en de handelingen beschreven in hoofdstuk 3.1, 3.2 en
3.3.
7.
Duw de kaart in de container en zorg ervoor dat de gestripte
lengte van de kabel volledig in de container zit (afb. 6).
8.
Schuif de afsluitdop tot de container volledig sluit (afb. 7
3.1 - Elektrische aansluitingen
Volg alle aansluitinstructies zorgvuldig op. Als u
twijfelt, doe dan geen experimenten, maar raadpleeg de
relevante technische specificaties die ook beschikbaar zijn
op de website: www.niceforyou.com. Een verkeerde
aansluiting kan gevaarlijk zijn en schade aan het systeem
veroorzaken.
3.2 - Aansluiting van de motor
De eenfasige asynchrone motoraansluiting op het elektriciteitsnet moet via de klemmen O1-N-O2-PE (omhoog, gemeenschappelijk, omlaag,
aarde) zijn. Omhoog komt overeen met de toets
(standaard voor activering van de zonnesensor). Als na het aansluiten de draairichting van de motor niet goed is, verwissel dan de aansluit-
ingen van aansluitingen
Sluit nooit meer dan één motor per regeleenheid aan!
3.3 - Voeding
De elektrische voeding van de regeleenheid moet worden aangesloten door middel van klemmen L-N-PE (onder spanning, neutraal, aarde).
De BiDi-Awning-regeleenheid kan werken met een voedingsspanning van 100 tot 240 volt en een frequentie van 50 of 60 Hz.
4
ZENDERS ONTHOUDEN
•
In dit hoofdstuk worden de geheugenprocedures in modus I beschreven, die worden gebruikt om één enkele automatisering
te besturen met de 3 toetsen van de zenders en Modus II, die wordt gebruikt om een automatisering te besturen met één
enkele toets, waardoor de andere toetsen vrij blijven voor de besturing van andere automatiseringen.
•
De toets
komt overeen met de centrale sleutel van de zenders ERGO, PLANO en NICEWAY.
•
Alle memorisatiesequenties worden getimed, wat betekent dat ze binnen de ingestelde tijdslimieten moeten worden
voltooid.
•
Bij zenders die meerdere "groepen" overwegen, moet de betreffende groep die aan de regeleenheid moet worden gekop-
peld worden geselecteerd voordat verder kan worden gegaan.
•
Instellingen via de radio zijn mogelijk op alle ontvangers binnen de straal van de zender, en daarom mag alleen het apparaat
dat nodig is voor de werking van de zender worden gevoed.
De eerste in het geheugen opgeslagen zender moet zijn uitgerust met een programmeersleutel (PROG/PRG), anders is het
niet mogelijk de functies van de regeleenheid te programmeren.
6
8
(richting van activering van de windsnelheidssensor) van de zenders, omlaag tot de toets
7
M
COM
L N
PE
N
O2
O1
L