kabeltrommels of banden).
•
Installeer het laadstation niet in de buurt van installaties die water sproeien, bijvoorbeeld autowasstraten,
hogedrukreinigers of tuinslangen.
•
Stel het laadstation zodanig op dat wordt voorkomen dat voertuigen er onbedoeld tegenaan rijden en het
beschadigen. Als beschadigingen niet kunnen worden uitgesloten, moeten er beschermende maatregelen worden
getro en.
•
Als het laadstation tijdens de installatie beschadigd raakt, moet het buiten bedrijf worden gesteld. Het moet
worden vervangen.
Veiligheidsaanwijzingen voor de elektrische aansluiting.
•
U dient rekening te houden met de plaatselijke wettelijke eisen die worden gesteld aan elektrische installaties,
brandbeveiliging, veiligheidsbepalingen en vluchtwegen op de geplande installatielocatie.
•
Zorg ervoor dat de elektrische aansluitingen spanningsvrij zijn voordat het laadstation op de elektriciteit wordt
aangesloten.
•
Sluit bij de eerste inbedrijfname van het laadstation nog geen voertuig aan.
•
Zorg ervoor dat de juiste aansluitkabel voor de aansluiting op het elektriciteitsnet wordt gebruikt.
•
Laat het laadstation niet zonder toezicht als de installatie afdekking is geopend.
•
Installeer het laadstation niet zonder installatieframe.
•
Neem eventuele aanmeldingen bij de netbeheerder in acht.
Veiligheidsaanwijzingen voor de inbedrijfname.
•
De inbedrijfname van het laadstation mag uitsluitend door een daarvoor geautoriseerde elektricien worden
uitgevoerd.
•
De correcte aansluiting van het laadstation moet vóór de inbedrijfname door de geautoriseerde elektricien worden
gecontroleerd.
•
Controleer de laadkabel, laadkoppeling en het laadstation vóór de inbedrijfname van het laadstation op optische
beschadigingen. Het is niet toegestaan om een beschadigd laadstation of een laadstation met beschadigde
laadkabel/laadkoppeling in gebruik te nemen.
6
Handleiding - NL