aan en uit. De temperatuur van de andere kamers die door het
verwarmingssysteem worden geleverd, is afhankelijk van deze
thermostaat. De temperatuur van het verwarmingswater in de ketel
wordt geregeld door de ketelthermostaat. De radiatoren in de
referentieruimte mogen niet zijn uitgerust met thermische kleppen. Het
wordt aanbevolen om de radiatoren buiten de referentieruimte uit te
rusten met thermostaatkleppen, maar om ten minste twee radiatoren
zonder kleppen (bad- en verbrandingskamer) achter te laten.
Deze besturing is uitgerust met bescherming tegen cyclusbediening.
Dit betekent dat na het uitschakelen van de ketel door de
thermos-handeling, een minimale pauze wordt geteld voordat de ketel
weer wordt ingeschakeld.
Wanneer de thermostaat van de kamer is ingeschakeld, start de ketel.
Wanneer de thermostaat is uitgeschakeld, wordt de ketel gestopt. De
pomp loopt volgens de geselecteerde follow-up tijd (Par. PA01). De
thermostaat van de hulpkamer werkt op dezelfde manier als de aan/uit
thermostaat. Bij de installatie van beide thermostaten wordt de ketel
altijd ingeschakeld door een van de twee thermostaten,
beide moeten het echter uitschakelen.
7.3.2
Adaptieve bediening
Deze regeling past de verwarmingscapaciteit van de ketel aan de huidige
behoeften van het verwarmingssysteem aan, afhankelijk van het
inschakelen van de bediening van de kamerthermostaat op basis van de
ingestelde temperatuur in de ruimte. Voor deze functie moet een
kamerthermostaat worden aangesloten. Afhankelijk van de duur van het
in- en uitschakelen van de kamerthermostaat, verandert de adaptieve
bediening de snelheid van het schakelen van de verwarmingsstangen.
Hoe korter de gedeelten van de gesloten en hoe langer de delen van het
open contact van het ruimtethermische systeem, hoe langzamer verdere
stooks stangen worden ingeschakeld en inschakelen.
Geveegd. Het is een geleidelijke controle met een variabele,
langzame opstart van het ketelvermogen.
7.3.3
PID-besturingselement
Deze regeling maakt een nauwkeurige controle van de temperatuur van
de verwarmingsstroom mogelijk. Afhankelijk van de veranderingen in
deze temperatuur worden de enkele verwarmingsstangen zodanig
geschakeld dat de temperatuur van de verwarmingsstroom
zo precies mogelijk. De controller kan ook werken met een
kamerthermostaat. De parameters van het PID-besturingselement
zijn vooraf ingesteld
maar ze kunnen worden gewijzigd door een service technicus op basis
van het gedrag van het verwarmingssysteem.
7.4
Andere functies van de ketel
7.4.1
Antivries, functie
De vorstbeveiliging van de ketel is actief als de verwarmingsbewerking
niet wordt geactiveerd. De instelling kan worden uitgeschakeld of de
parameters SE18 naar SE22 kunnen worden gewijzigd en zijn afhankelijk
van de temperatuursensor van de temperatuursensor van de ketel. Als de
omstandigheden voor het inschakelen van de verwarming van het
verwarmingswater niet beschikbaar zijn, wordt de pomp ingeschakeld
wanneer deze onder de 5°C zakt (bijvoorbeeld wanneer de
verwarmingskes- sel worden geblokkeerd door het
stadsverwarmingscontrolesignaal) en uitgeschakeld bij een stijging
boven 7°C (Par. PA01). Anders wordt het verwarmingswater
opgewarmd:
" Als de keteltemperatuur onder de 3°C zakt (par. SE19) - zet de
verwarming en HD-pomp aan
"
Als de keteltemperatuur stijgt tot boven de 7°C (par.
SE19+SE20) - schakel verwarming en pomp uit (PA01)
" A ls de keteltemperatuur onder de 1°C zakt, schakelt de ketel laat uit
(Par. SE22) en het foutbericht Er07 wordt weergegeven op het display.
De vorstbeveiliging is standaard actief bij het uitschakelen van fer heat
control (EVU contact) (de instelling moet indien nodig worden gewijzigd
met de parameterwaarde SE21). De antivries kan worden uitgeschakeld
bij het gebruik van een antivriesmiddel in het verwarmingssysteem door
de parameters SE18 in te stellen op de waarde 0. De antivriesfunctie van
de warmwatertank
Tronic Heat 3000-3500 - 6720859226 (2018/09)
kan worden uitgeschakeld door de temperatuur van de warmwaterset
op de mini-tijdenwaarde in te stellen.
Als de temperatuur in de warmwatertank onder 0°C zakt, wordt de
foutmelding Er08 weergegeven. Het verwarmen van water is mogelijk,
maar het verwarmen van warm water wordt gestopt (
à
Hoofdstuk 11.2. 48).
Aangezien de antivriesfunctie van de ketel alleen de ketel beschermt, kan
een extra bescherming van het verwarmingssysteem worden gekozen.
Door de parameter SE09 in te stellen op de waarde 3, kan een extra
temperatuursensor worden gebruikt voor controle in de koudste ruimte.
Als de kamertemperatuur onder de 3°C zakt (par. SE19) en actieve
antivries (Par. SE18=1) de HD pomp gaat aan, het water begint door het
verwarmingssysteem te stromen en onder verdere omstandigheden
begint de ketel te werken. De beºindiging van deze mo- dus vindt plaats
bij een kamertemperatuur van 7°C (par. SE19+SE20). Als de
temperatuur van de ketel onder 0°C zakt, wordt de foutmelding Er07
weergegeven.
7.4.2
Pomp kick
Als de ketel 24 uur niet is geactiveerd, gaan zowel HK- als WW-pompen 1
minuut aan. Deze maatregel voorkomt dat de pompen blokkeren tijdens
langdurige stilstand.
7.4.3
Weergave van temperatuur en ketelfunctie onder 0°C
wanneer de antivriesfunctie is uitgeschakeld
Bij temperaturen bij temperaturen onder 0°C verschijnt het
temperatuurdisplay op het display van 0 tot -9°C. Bij temperaturen
beneden - 10°C knippert op het display 00.
7.4.4
Vervanging van de stookstaven
Om de levensduur van de verwarmingsstangen te verhogen, worden de
verwarmingsstangen in de ketel afwisselend ingeschakeld. Een
"volledige cyclus" 1-2-3 of 1-2-3-4-5-6 wordt opgeslagen, afhankelijk
van het type ketel en 1 wordt toegevoegd in de schakelmeter.
Het tellen van werkcycli kan worden weergegeven in de volgende
parameters:
"
SE30 - nnx xxx - Honderden en tienduizenden
SE31 - xxn nxx - Duizenden en honderden SE32
"
- xxx xnn - Tientallen en een
"
7.5
Ontmanteling van de ketel
De ketel kan korte tijd worden uitgeschakeld met behulp van de
kamerthermostaat. Om de ketel tijdens de winterperiode te
ontmantelen, verlaagt u de temperatuur op de thermostaat van de
ruimte tot minder dan 5°C, zodat de ketel en het verwarmingssysteem
niet bevroren zijn. U ook gebruik maken van de antivriesfuncties van de
ketel. De ketel kan ook worden uitgeschakeld door de
verwarmingstemperatuur in te stellen op "--". De antivriesfunctie is ook
in werking met deze instelling (als deze wordt geactiveerd). In geval van
langdurige ontmanteling van de ketel in de zomer, raden wij u aan de
ketel via de hoofdschakelaar uit te schakelen.
Bij de ontmanteling van de ketel voor een langere periode moet
bijzondere zorg worden besteed bij het opnieuw in gebruik nemen. In
het geval van een stationaire ketel kan de pomp worden geblokkeerd, er
water uit het systeem lekt of de ketel in de winterperiode bevriezen.
¶ Ontgrendel de pomp wanneer de ketel opnieuw start (
Het bedienen van het verwarmingssysteem
#Pages[51]
àHoofdstuk 4.8.3)
37