0h
3
1 lx...100 klx
30s...300s
t
0h
3
De schakelklok vergelijkt de regelmatig gemeten lichtsterkte met de ingestelde in- en uitschakeldrempelwaarden. Als de gemeten lichtsterkte
lager wordt dan de ingestelde schakeldrempel, worden de aangesloten lichtbronnen door de schakelklok ingeschakeld. Als de gemeten licht-
ON
sterkte hoger wordt dan de ingestelde schakeldrempel, worden de aangesloten lichtbronnen door de schakelklok uitgeschakeld.
OFF
De schakeldrempelwaarden kunnen onafhankelijk van elkaar worden ingesteld tussen 1 lx en 100 klx.
Binnen de ingestelde in- en uitschakeltijden bepaalt
de lichtsterkte wanneer de schakelklok schakelt.
t
0h
3
ON
OFF
t
0h
3
1 lx...100 klx
ON
24
OFF
30s...300s
1
PROG
0
1
0
t
0h
3
6
9
12
24
6
1
6
9
12
15
0
6
9
12
6
9
12
6
6
9
12
15
18
21
12
18
24
18
21
24h
15
18
21
15
18
21
24h
12
18
15
18
21
24h
24h
h
t
24h
h
24
t
14