• Zet de motor af en onderbreek de
aansluiting van het apparaat op de
elektrische voeding wanneer: het
niet wordt gebruikt, onbeheerd wordt
achtergelaten, wordt schoongemaakt,
wordt verplaatst, de voedings- en
verlengkabel beschadigd zijn, de
verlengkabel in de war is geraakt, of
wanneer de bewegende delen worden
verwijderd, vervangen of ingesteld.
Klem het werkstuk vast.
• Gebruik spanelementen of een bank-
schroef om het werkstuk vast te klem-
men; dit is veiliger dan klemmen met
de hand, bovendien heb je dan beide
handen vrij om te werken.
• Zorg voor een goede ondersteuning
van je werkstuk.
Berg het apparaat veilig op
• Wanneer het apparaat niet wordt
gebruikt, moet deze in een droge, afge-
sloten ruimte bewaard worden, buiten
het bereik van kinderen.
• Bewaar het apparaat niet op plaatsen
waar de temperatuur boven de 50º
Celsius kan uitkomen (zoals in een
auto die in de zon staat).
Werkonderbreking
• Voordat je het apparaat wegzet, moet
het apparaat uitgeschakeld zijn en
moeten de bewegende delen tot
stilstand zijn gekomen.
2.3 Veiligheid van personen
Draag geschikte werkkleding
• Draag geen slobberende kleding of
sieraden en bind lang haar in een
staart; deze kunnen door de bewegende
delen gegrepen worden.
• Draag altijd een veiligheidsbril, werk-
handschoenen en gehoorbescherming.
• Gebruik een stofmasker bij stof-
verwekkende werkzaamheden.
• Bij het werken in de open lucht zijn rub-
beren werkhandschoenen en schoenen
met profielzolen aan te bevelen.
NL - Originele gebruiksaanwijzing
• Voorkom gehoorbeschadiging door
gehoorbescherming te dragen, indien
het geluidsdrukniveau op de werkplek
de 85 dB (A) overschrijdt.
Zorg voor een veilige houding
• Vermijd een abnormale lichaamshouding
en zorg voor een stabiel evenwicht.
• Houd handen uit de buurt van de
bewegende delen tijdens het gebruik
van het apparaat en wanneer je het
apparaat inschakelt.
Wees steeds opmerkzaam
• Houd jouw ogen steeds op het werk
gericht.
• Laat je aandacht niet afleiden en let
altijd goed op waarmee je bezig bent.
• Ga met verstand te werk.
• Gebruik het apparaat niet als je niet
geconcentreerd bent.
2.4 Veiligheid van apparaten
Controleer het apparaat op
beschadigingen
• Controleer vóór gebruik altijd of de
bewegende delen van het apparaat
goed functioneren en of er geen delen
defect zijn.
• Alle onderdelen van het apparaat
dienen correct gemonteerd te zijn om
het goed functioneren van het
apparaat te waarborgen.
• Onderdelen die beschadigd of defect
zijn, dienen direct door een erkende
vakman te worden gerepareerd of
vervangen.
Voorkom het per ongeluk inschakelen
• Draag een op het lichtnet aangesloten
apparaat nooit met de vinger aan de
aan-/uitschakelaar.
• Beveilig een uitgeschakeld apparaat altijd
tegen onbedoeld opnieuw inschakelen.
• Gebruik het apparaat nooit wanneer
de aan-/uitschakelaar niet goed
functioneert.
15