Gebruiksaanwijzing
Zijuitworp gebruiken
GEVAAR
Zonder aangebrachte grasgeleider, uitworpafsluiter
of complete grasvanger kunnen u of anderen in
aanraking komen met het maaimes of uitgeworpen
voorwerpen. Contact met het draaiende maaimes
en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk of
dodelijk letsel veroorzaken.
• Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek
omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd
naar het gazon. Een beschadigde grasgeleider
moet direct worden vervangen.
• Steek nooit handen of voeten onder het
maaidek.
• Probeer nooit het afvoersysteem of de
maaimessen te reinigen zonder eerst de aftakas
uit te schakelen en het contactsleuteltje naar
de stand Uit te draaien. Verwijder verder het
contactsleuteltje en trek de bougiekabel van de
bougie(s).
Opmerking: Om het maaidek in de zijuitworpmodus
te gebruiken, hoeft alleen de afvoerafsluiter verwijderd
worden. Het bevestigingsmateriaal moet in de
openingen aangebracht worden.
1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
2. Verwijder de 2 moeren en bouten waarmee de
uitworpafsluiter aan de machine is bevestigd.
3. Verwijder de afvoerafsluiter.
4. Als het maaidek oorspronkelijk was uitgerust met
een keerplaat, plaats deze dan nu.
5. Laat de grasgeleider over de uitwerpopening zakken.
Belangrijk: Het maaidek moet zijn uitgerust
met een scharnierende grasgeleider, die het
maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon
afvoert als de machine in de zijuitworpmodus
staat.
Om gemaaid gras fijn te maken, moet u eerst de
afvoerafsluiter in de opening aan de zijkant van het
maaidek plaatsen; zie Afvoerafsluiter plaatsen.
Tips voor bediening en
gebruik
De juiste maaihoogte-instelling kiezen
voor de omstandigheden
Verwijder bij het maaien ongeveer 2,5 cm of niet
meer dan 1/3 van de lengte van de grassprieten.
Bij zeer lang, mals en dicht gras moet u wellicht de
maaihoogte-instelling een stap omhoog zetten of de
machine in de zijuitworp- of opvangmodus zetten.
Maaien in extreme omstandigheden
Om het gras goed te maaien en het maaisel in de
maaikast fijn te maken is lucht nodig; zet de maaihoogte
dus niet te laag en zorg ervoor dat de maaikast niet
helemaal door ongemaaid gras omgeven is. Probeer
altijd één zijkant van de machine vrij van ongemaaid
gras te houden, zodat er lucht kan worden aangezogen.
Als u begint te maaien door het midden van een
ongemaaid gebied, moet u langzaam rijden en achteruit
rijden als het maaidek verstopt raakt.
Maai met correcte tussenpozen
In normale omstandigheden moet u om de 4–5 dagen
uw gazon maaien. Houd er echter rekening mee dat
gras niet het hele jaar door even snel groeit. Om
dezelfde maaihoogte aan te houden, iets wat wij sterk
aanbevelen, moet u daarom in het vroege voorjaar vaker
maaien en als het gras midden in de zomer minder snel
groeit, moet u slechts om de 8–10 dagen maaien. Als u
gedurende een langere periode niet kunt maaien door de
weersomstandigheden of om andere redenen, moet u de
machine in de zijuitworp- of opvangmodus gebruiken
of eerst op een hoge maaistand zetten; vervolgens 2–3
dagen later met een lagere maaihoogte-instelling maaien.
Maai altijd met scherpe messen
Een scherp mes snijdt het gras netjes af, zonder rukken
of scheuren, zoals een bot mes wel zou doen. Als het
gras inscheurt of kapot wordt getrokken, wordt het
bruin aan de punten, waardoor het gras minder goed
groeit en vatbaarder wordt voor ziekten.
Reiniging na gebruik
Om optimale resultaten te waarborgen, moet de
onderkant van de maaikast worden gereinigd. Als zich
grasresten kunnen ophopen op de maaikast, zullen de
maairesultaten verslechteren.
4