6.3
Als één van beide componenten wordt vervangen, moet de nieuwe component in het systeem wor-
den geïntegreerd. Aangezien de veiligheidscode van de vorige component nog in de andere compo-
nent is opgeslagen, moet deze vóór een nieuwe pairing worden gewist. Hier is de repairing voor.
6.3.1 Vervanging slot
Om het slot te vervangen, moet de veiligheidscode uit de wandmodule worden gewist. Houd daar-
voor de pairingknop S1 gedurende 3 sec ingedrukt. De wandmodule meldt een succesvolle repairing
met twee keer piepen. Bovendien gaat de weergave van de signaalsterkte op led L3 uit.
Het nieuwe slot kan nu met de wandmodule worden gepaird.
6.3.2 Vervanging wandmodule
Om de wandmodule te vervangen, moet eerst de veiligheidscode van de oude wandmodule op het
slot worden gewist. Dat gebeurt bij een gedemonteerd slot en met behulp van de pairingstekker (B).
Om de repairing te starten, neemt u de batterij uit het slot, zoals beschreven in het hoofdstuk
'Batterij vervangen'.
Open vervolgens de klep (A) op het achterste deel van het slot om het pairingcontact te
bereiken.
Steek de pairingstekker (B) volledig in het pairingcontact. Door uitsteeksels aan de zijkant kan
de stekker niet met verkeerde polen worden geplaatst. Bij weerstand controleert u de positie
van de stekker!
Plaats nu opnieuw de batterij. Opgelet! De pluspool van de batterij wijst naar onderen! Het slot
voert een pairing-reset uit en gaat daarna direct naar de pairingmodus, wat met 30 sec piepen
wordt aangegeven.
Verwijder nu eerst opnieuw de batterij en trek vervolgens de pairingstekker uit. Sluit de klep (A).
Het slot kan nu door nieuwe pairing met een nieuwe wandmodule worden verbonden.
3s
S1
Repairing
1.
A
2.
B
3.
15