12.1 Locatie bij dak-uitmonding
"Afstand" = minimale afstand die nodig is om de uitlaat te positioneren om nadelige effecten te voorkomen ten
aanzien van:
A�Een ventilatieopening van een gebruikte kamer, toilet of badkamer
B� Aanvoer van verwarmde lucht, als de aanvoer door een gebruikte kamer stroomt�
C�
Een raam dat kan worden geopend en zich in de buurt van een gebruikte kamer, toilet of badkamer bevindt�
(*) Indien de vereiste afstand niet haalbaar is, hebben de regels ten aanzien van de uitlaatpositie voorrang�
(**) Indien de uitlaat minimaal een meter hoger wordt geplaatst dan de inlaatopening, of een raam dat kan worden
geopend�
(***) Indien de vereiste afstand niet haalbaar is, moet de uitlaat minimaal een meter boven de hoogste gevel/het
hoogste dak worden geplaatst�
Om nadelige effecten te
voorkomen
Op hetzelfde dakniveau
Op een ander dakniveau
Op een lager geplaatste muur
Op een hoger schuin oppervlak >6 m (***)
rekentabel
12�2 Minimale verticale lengte�
Dakuitmondingen mogen vanaf een minimale hoogte van 1,0 meter worden geïnstalleerd� (Zie rekentabel)
InstallatIe handleIdIng
Afstand: uitlaat
A,B of C
>6 m (*)
>3 m (*) (**)
>2 m (**)
15