Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Smeg CVI638RWN3 Gebruikershandleiding pagina 14

Verberg thumbnails Zie ook voor CVI638RWN3:
Inhoudsopgave

Advertenties

en in uitzonderlijke gevallen zelfs 18°C.
Jonge tannische en weinig gestructureerde rode
wijnen, kunnen ook op een temperatuur van
tussen de 12°C en 14°C worden geserveerd
zonder "stroef" te blijken en toch plezierig te
blijven. Deze regel geldt voor de
"primeurwijnen" die, dankzij de speciale
vinificatietechniek weinig tannine bevatten en
koeler kunnen worden geserveerd dan andere
rode wijnen en toch aantrekkelijk zijn.
Mousserende wijnen
Gezien het aanzienlijke aantal soorten
mousserende wijnen heeft een algemeen
geldende regel voor alle wijnen weinig zin.
Zoete en aromatische mousserende wijnen
moeten worden geserveerd op een temperatuur
van 8°C. Dankzij hun aromatische karakter
verdragen ze namelijk lage temperaturen.
Rode mousserende wijnen, zoals Brachetto,
kunnen worden opgediend op een temperatuur
van 10°C tot 12°C. Ook in dit geval
verdragen de meer aromatische mousserende
wijnen lagere temperaturen, tot aan 8°C, terwijl
voor de meer tannische soorten de temperatuur
zal moeten worden verhoogd tot wel 14°C.
Droge mousserende wijnen van het
"Charmatproces" of "Martinottiproces", zoals
bijvoorbeeld enkele Prosecco's, kunnen worden
geserveerd op temperaturen van 8°C tot
10°C.
De mousserende wijnen van de "méthode
classique" en de "méthode Champenoise"
evenals Champagnes, verdienen een speciale
vermelding. Deze mousserende wijnen worden
over het algemeen op temperaturen van tussen
de 8°C en 10°C geserveerd. Belangrijke
wijnen van druiven uit één jaar of langdurig
verfijnde wijnen kunnen zelfs op 12°C worden
geserveerd om de ontwikkeling van de
complexe aroma's, die zich in de loop der jaren
langzaam en moeizaam hebben gevormd, te
bevorderen.
Passito- en likeurwijnen
Deze twee soorten wijnen hebben gemeen dat
ze beide over het algemeen worden
gekenmerkt door een hoog alcoholgehalte en
dat ze vaak zoet zijn. Er bestaan echter droge
likeurwijnen, zoals bijvoorbeeld Marsala,
waarvan het suikergehalte dusdanig is dat het
niet wordt geproefd. Voor deze wijnen wordt
de serveertemperatuur bepaald door de
karakteristiek die u wilt benadrukken. Indien u er
de voorkeur aangeeft om de zoete kenmerken
914779627/A
te benadrukken samen met de complexiteit van
het parfum en de strengheid, verdient het de
voorkeur dat u hem op een hoge temperatuur
serveert, tussen de 14°C en 18°C, waarbij u
niet moet vergeten dat in dit geval ook de
alcohol meer benadrukt zal worden.
Indien u de frisheid wenst te accentueren of, bij
zeer zoete wijnen waar u dit aspect liever wenst
te onderdrukken, zult u ze op een lagere
temperatuur moeten serveren, tussen de 10°C
en 14°C.
Droge, frisse en jonge likeurwijnen kunnen ook
op temperaturen worden geserveerd van
minder dan 10°C. Op deze wijze zal de
waarneming van de alcohol aanzienlijk worden
gereduceerd. U moet echter niet vergeten dat
hoe lager de temperatuur, des te minder de
aroma's zich zullen ontwikkelen. De typische,
plezierige en complexe bouquets van deze
wijnen is een interessante karakteristiek die op
prijs wordt gesteld: wanneer u ze te koel
serveert zult u ook dit belangrijke aspect
opofferen.
Bewaartemperatuur
Om op passende wijze de organoleptische
kwaliteiten van wijn te kunnen appreciëren,
moet wijn bij een specifieke temperatuur
worden bewaard en genuttigd. Voor de
verschillende wijnsoorten worden de volgende
temperaturen aanbevolen.
Wijnsoort
Jonge witte wijnen
Rijpe witte wijnen
Jonge en lichte rosé's
Rijpe en volle rosé's
Rode primeurwijnen
Jonge rode wijnen, licht, met wei-
nig tannine
Rijpe en volle rode wijnen, rijk
aan tannine
Lang gerijpte en geraffineerde
rode wijnen
Zoete en aromatische mousse-
rende wijnen
Rode, zoete, aromatische mous-
serende wijnen
Mousserende wijnen "Charmat-
proces"
Temp. (°C)
10 - 12
12 - 14
10 - 12
12 - 14
10 - 14
14 - 16
16 - 18
16 - 18
8
10 - 12
8 - 10
GEBRUIK - 85

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave