1. VEILIGHEIDSINSTRUCTIES EN
WAARSCHUWINGEN
Algemeen begrip van veiligheid
Het reinigingsapparaat is ontworpen om veilig te zijn.
Niettemin zijn er aan sommige handelingen gevaren
verbonden die alleen kunnen worden vermeden door de
in deze handleiding beschreven correcte procedures te
volgen.
Beoogd gebruik
Het toestel wordt gebruikt voor het elektrochemisch
reinigen, polijsten en markeren van roestvast staal en
moet worden gebruikt in combinatie met elektrolyten en
een koolstofvezelborstel (reinigen en polijsten) of een
grafietanode en vilt (markeren).
1. Het is alleen bedoeld voor commercieel gebruik.
2. Het mag niet samen met andere stoffen of op andere
materialen worden gebruikt.
3. Alleen originele accessoires en reserveonderdelen
mogen worden gebruikt.
4. Vermijd zware mechanische belastingen en plaats het
apparaat niet op een onstabiele ondergrond.
5. Laten vallen kan leiden tot persoonlijk letsel en/of
schade aan het toestel.
6. Laat het apparaat NOOIT onbeheerd achter.
Eisen voor het milieu
1. Gebruik het apparaat alleen in goed geventileerde,
droge en stofvrije ruimten. Niet in vochtige
omgevingen. Het apparaat mag ook niet worden
blootgesteld aan neerslag, spatwater, stof of constant
direct zonlicht
2. Gebruik het apparaat nooit in een omgeving waar
gevaar voor explosie of brand bestaat.
3. De werkruimte moet vrij zijn van chloorhoudende
oplosmiddelen.
Kwalificatie van het personeel
1. Buiten bereik van kinderen en ongetrainde personen
bewaren.
2. Het apparaat mag alleen worden gebruikt door
personen die zijn geïnstrueerd in veiligheid, bediening
en correcte omgang met alle onderdelen.
3. Onderhoudswerkzaamheden en reparaties mogen
alleen worden uitgevoerd door een gekwalificeerde
elektricien. Tijdens de garantieperiode moeten alle
reparatiewerkzaamheden door de fabrikant worden
uitgevoerd, anders vervalt de garantie.
GEVAREN
Ongeoorloofde veranderingen aan de constructie van
de eenheid zijn verboden, aangezien dit kan leiden tot
onvoorziene gevaren. Om persoonlijk letsel of schade
aan eigendommen te voorkomen, moeten de volgende
restgevaren in acht worden genomen:
1. Gevaar van elektromagnetische velden.
1.1 Personen met een pacemaker mogen het apparaat
niet bedienen of zich tijdens de werking in de
nabijheid ervan bevinden.
2. Gevaar door elektrische schokken.
2.1 Controleer voor elk gebruik het toestel, de kabels en
de schakelaars op beschadigingen.
3. Gevaar van hete oppervlakken.
3.1 Het werkstuk wordt heet tijdens de bewerking.
3.2 Hanteer het werkstuk alleen met handschoenen.
4. Houd u aan de aangegeven netspanning, anders
wordt de elektrische beschermingsgeleider vernield.
5. Wanneer de koolstofvezelborstel of de grafietanode
niet in gebruik is, mag er geen contact zijn met het
metalen oppervlak, anders blijft er stroom lopen, wat
schade en gevaar kan veroorzaken.
6. Trek bij storingen onmiddellijk de stekker uit het
stopcontact en neem contact op met de fabrikant of
de dealer.
7. Tijdens de werking ontstaan dampen die schadelijk
zijn voor de gezondheid. Zorg voor goede ventilatie
en/of geschikte zuurkast.
8. Bescherm uw ogen en lichaam tegen spatten van
elektrolyt door geschikte werkkleding
(handschoenen/veiligheidsbril) te dragen!
Werken met elektrolyten
Het is van essentieel belang het EG-
veiligheidsinformatieblad voor de gebruikte elektrolyten
te lezen en in acht te nemen.
1. Buiten bereik van kinderen bewaren.
2. Bescherm uzelf tegen schadelijke dampen met
persoonlijke beschermingsmiddelen en zorg voor
voldoende ventilatie.
3. Vermijd contact met de ogen. Bij contact met de ogen
onmiddellijk met overvloedig water spoelen.
4. Spatten onmiddellijk met overvloedig water
wegvegen.
5. Was je handen grondig na het werk.
6. Bescherm stenen of betonnen vloeren in de directe
omgeving tegen contact om vlekken te voorkomen.
7. Het elektrolyt moet worden gekozen in
overeenstemming met de toepassing, anders kan dit
leiden tot vlekken op het werkstuk.
Speciale voorzorgsmaatregelen
De volgende algemene voorzorgsmaatregelen moeten
worden genomen om een veilige behandeling van het
toestel te waarborgen:
1. Niet eten of drinken op de werkplek.
2. Werk altijd in een goed geventileerde ruimte of
gebruik een afzuigkap.
3. Draag persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM),
zoals zuurbestendige veiligheidshandschoenen, een
schort en een veiligheidsbril.
4. Neem de volgende voorschriften ter voorkoming van
ongevallen (UVV) in acht:
4.1 DGUV 1 - Principes van preventie
4.2 DGUV 3 en 4 - Elektrische installaties en
uitrustingen
4.3 DGUV 6 - Bedrijfsgezondheidsonderzoek
4.4 DGUV 9 - Veiligheids- en gezondheidsetikettering
op de werkplek
3