Accu en voeding
De camera kan niet worden ingeschakeld.
• Plaats een opgeladen accu.
• Controleer of de accu correct geplaatst is (pagina 15).
De camera schakelt plotseling uit.
• Afhankelijk van de temperatuur van de camera en de accu is het mogelijk dat de camera ter
bescherming automatisch wordt uitgeschakeld. In dat geval wordt een mededeling op het scherm
weergegeven voordat de voeding wordt uitgeschakeld.
• Als de camera ingeschakeld is en u deze gedurende een bepaalde tijd niet bedient, wordt de camera
automatisch uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu leegloopt. Schakel de camera weer in.
• Als u [OFF] geselecteerd hebt als instelling voor de automatische uitschakelfunctie, wordt de camera
niet automatisch uitgeschakeld.
De levensduur van de accu is kort.
• U gebruikt de camera op een zeer warme of koude plaats of de accu is onvoldoende opgeladen. Dit
duidt niet op een storing.
• Als u de camera gedurende een lange periode niet gebruikt hebt, zal de doeltreffendheid van de accu
verbeteren door deze herhaaldelijk op te laden en te ontladen.
• Als de gebruikstijd van de accu ongeveer met de helft is afgenomen, zelfs nadat u de accu volledig
hebt opgeladen, moet de accu mogelijk vervangen worden. Neem contact op met de dichtstbijzijnde
Sony-handelaar.
De camera kan niet worden opgeladen.
• Schakel de camera uit en breng de USB-aansluiting tot stand.
• Koppel de micro-USB-kabel (bijgeleverd) los en sluit deze opnieuw aan.
• Gebruik de micro-USB-kabel (bijgeleverd).
• Laad de accu op bij een omgevingstemperatuur van 10 °C tot 30 °C.
• Schakel de computer in en sluit de camera aan.
• Activeer de computer vanuit de slaap- of sluimerstand.
• Sluit de camera rechtstreeks aan op een computer met behulp van de micro-USB-kabel (bijgeleverd).
• Sluit de camera aan op een computer met een besturingssysteem dat door de camera ondersteund
wordt.
De aanduiding voor de resterende acculading is onjuist.
• Dit kan gebeuren wanneer u de camera op een zeer warme of koude plaats gebruikt.
• Er heeft zich een afwijking voorgedaan tussen de aanduiding voor resterende acculading en de
werkelijke resterende acculading. Ontlaad de accu eenmaal volledig en laad deze daarna op om de
aanduiding voor de resterende acculading te corrigeren.
• Laad de accu nogmaals volledig op. Als het probleem blijft optreden, is de accu versleten. Vervang de
accu door een nieuwe.
Geheugenkaart
Handelingen met de geheugenkaart kunnen niet worden verricht.
• Bij gebruik van een geheugenkaart die met een computer is geformatteerd, moet u deze opnieuw
formatteren met de camera (pagina 34).
58
NL
Vervolg r